Schuld
„Indien Ik niet gekomen was en tot u gesproken had, zij hadden geen zonden…”Johannes 15:22.
Veronderstel dat wij niet door het licht van het Evangelie beschenen waren en nog leefden als onze heidense voorvaderen, die overgelaten waren aan de duisternis van hun verdorven verstand en in hun blindheid op het altaar van Wodan hun offers brachten. Indien dat ons geval was, wij hadden geen zonde. Niet geloofd te hebben in een verlosser, die ons niet gepredikt was, zou ons nooit tot schuld worden aangerekend. Wanneer wij dan dezelfde zonden tegen God en de mensen bedreven die wij nu bedrijven, dan zou de trap van boosheid hiervan in het oog van een rechtvaardig God zo veel te minder zijn, als de mindere mate van de verlichting.Wat is nu het voorrecht, dat ons boven andere natiën ten deel is gevallen? Christus spreekt tot ons in Zijn Woord, in Zijn dierbaar Evangelie. Wij lezen het in onze woningen en zijn erin onderwezen van onze jeugd af. Onuitsprekelijk groot is dit voorrecht, maar niet minder groot de verantwoording die hierdoor op ons is gekomen. Ja, het Evangelie is tot ons gekomen en nog dagelijks verheft het zijn stem tot ons. Nu hebben wij geen voorwendsel voor onze zonden en zullen in de oordeelsdag niets tot onze verschoning kunnen inbrengen. Er zal ons niets anders overblijven dan onze moedwil en de rechtvaardigheid van onze straf te erkennen.
Ewalt Kist,predikant te Dordrecht
(”Leerreden”, 1840)