Buitenland

EU camoufleert met uitstel verdeeldheid over Irak

De ministers van Buitenlandse Zaken van de EU willen de VN-inspecteurs in Irak de ruimte bieden om hun speurtocht naar verboden wapentuig voort te zetten. Met deze opstelling verbergen zij hun meningsverschillen en winnen zij tijd voor hun pogingen om die te overbruggen.

A. A. C. de Rooij
28 January 2003 11:00Gewijzigd op 14 November 2020 00:05

De bewindspersonen van de vijftien lidstaten waren maandag voor overleg bijeen in Brussel. Vooraf vond er een afzonderlijke vergadering plaats van de Europese leden van de Veiligheidsraad. De Unie is momenteel in dat forum met vier stemmen vertegenwoordigd. Frankrijk en Groot-Brittannië beschikken over een permanente zetel en Duitsland en Spanje bezetten op tijdelijke basis een stoel in dit orgaan van de Verenigde Naties. Onze oosterburen zijn bovendien binnenkort voorzitter.

Om het beeld van een hopeloos verdeeld gezelschap te camoufleren, benadrukten de aanwezigen vooral de punten waarover zij het in ieder geval wel eens zijn. Solana, EU-coördinator op het gebied van de buitenlandse politiek, somde er een drietal op: verspreiding van massavernietigingswapens tegengaan, voluit steun verlenen aan het werk van de onderzoeksteams en Saddam Hussein hoe dan ook laten ontwapenen.

In een na afloop gepubliceerde verklaring valt op deze aspecten alle nadruk. „De Iraakse autoriteiten moeten de inspecteurs onverwijld volledige informatie verstrekken in antwoord op vragen die zijn gerezen bij de internationale gemeenschap”, heet het. En verder verwelkomt de raad van ministers het voornemen van de Zweed Hans Blix en zijn manschappen „om hun operaties voort te zetten en te intensiveren.”

De Franse bewindsman De Villepin repte van „een gemeenschappelijke positie en gezamenlijke principes. We zitten in een fase van coöperatie, en niets rechtvaardigt een wijziging van onze houding”, meent hij.

Diplomaten slaan een andere toon aan. Zij bestempelen het resultaat van het beraad als slechts „de grootste gemene deler van de diverse standpunten” ofwel als het hoogst haalbare.

In de achterliggende periode hebben we kunnen vaststellen dat de opvattingen in de EU ten aanzien van de kwestie-Irak sterk uiteenlopen. Het verenigd Europa spreekt in dit verband allerminst met één mond. De regering in Londen kiest voor de harde lijn van Washington en participeert volop in de troepenopbouw in de betrokken regio. Italië, Spanje en ook Denemarken en Nederland verblijven in hetzelfde kamp. Minister De Hoop Scheffer pleitte maandag voor een balans tussen uitstel en het handhaven van de militaire druk.

Duitsland en Frankrijk daarentegen wijzen, met bijval van veel andere lidstaten, een gewapend ingrijpen voorlopig af. Bondskanselier Schröder vertolkt daarbij een nog strikter nee dan president Chirac. De Amerikaanse minister van Defensie, Rumsfeld, duidde vorige week in een reactie de twee landen op schampere toon aan als „het oude Europa.” Die opmerking zette veel kwaad bloed in Berlijn en Parijs, en bracht een frontale botsing tussen de VS en de genoemde bondgenoten aan deze zijde van de Atlantische Oceaan een stap dichterbij.

De problemen rond Irak zijn een testcase voor de altijd al stroeve samenwerking in Europa in de sfeer van het buitenlands beleid. Griekenland, dat gedurende de eerste zes maanden van dit jaar de regie voert over de EU, heeft er zijn handen vol aan. Het wordt waarschijnlijk het lastigste dossier dat de huidige voorzitter op zijn bordje krijgt.

Premier Simitis en minister van Buitenlandse Zaken Papandreou staan in voortdurend contact met hun collega’s om te proberen de rijen zoveel mogelijk gesloten te houden, maar zij staan voor een bijna onuitvoerbare opdracht. Zij denken erover na een extra top van de regeringsleiders uit te schrijven over de aanpak van de crisis.

Twee cruciale vragen blijven in het jongste communiqué onopgehelderd: hoe lang mag het uitstel duren en is er een nieuwe VN-resolutie nodig die het gebruik van geweld door de VS legitimeert? Dat de tekst hierover zwijgt, verraadt de verdeeldheid.

„Saddam Hussein heeft twaalf jaar de gelegenheid gehad om te voldoen aan de verplichtingen van de Veiligheidsraad. Er rest hem nu weinig tijd om een aanval te voorkomen”, liet de Britse minister Straw in Brussel weten. „We moeten de wapeninspecteurs gewoon de tijd geven die zij nodig hebben”, meende zijn Zweedse collega Lindh. De bewoordingen lijken veel op elkaar, maar er gaan heel verschillende visies achter schuil. De VS denken aan een uitstel van hooguit enkele weken, van Frankrijk mogen het ook maanden zijn.

Over een wel of niet noodzakelijke vervolguitspraak van de VN zei de Belg Michel: „Europese landen die een Amerikaanse actie steunen zonder een tweede resolutie, nemen een enorme verantwoordelijkheid op zich.” Al deze uitlatingen zeggen genoeg: Europa slaagt er niet in als blok te opereren. Juist bij een delicate kwestie over oorlog en vrede blijkt de eenheid ver te zoeken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer