Bosnië moet eerst staat worden voor het kan dromen van EU
Vroeg of laat zullen de Bosniërs hun huidige toestand van quasiprotectoraat moeten opgeven en hun land zelf moeten besturen, als ze willen dromen van een EU-lidmaatschap. Dat vinden buitenlandse experts die Bosnië van nabij volgen.
Bosnië is momenteel verdeeld tussen de overwegend Servische Republika Srpska en een federatie van Bosnië en Herzegovina, waarvan de kantons ruwweg verdeeld zijn langs de etnische lijnen tussen Kroaten en Bosnische moslims.De hoogste autoriteit ligt bij het bureau van de hoge vertegenwoordiger, dat gecreëerd is door de internationale gemeenschap na de verwoestende burgeroorlog tussen 1992 en 1995. Die kostte het leven aan 100.000 etnische Serviërs, Kroaten en vooral Bosnische moslims.
„Veertien jaar OHR (internationaal bestuur, red.) is genoeg”, zegt Helmut Kurth, directeur van de Bosnische tak van een Duitse instelling die zich bezighoudt met ontwikkelingssamenwerking en politieke ontwikkeling. „Na zo veel discussie over het einde van het bureau is het een papieren tijger geworden, en uit de interne discussies binnen het OHR krijg ik de indruk dat de verschillende actoren in Bosnië en Herzegovina spelen met de instelling.”
Volgens Kurth zijn er echter nog belangrijke vraagstukken over de militaire aanwezigheid in het land. „Die is waarschijnlijk nodig, maar enkel met een mandaat om tussenbeide te komen als dat nodig is”, zegt hij.
Het OHR heeft sinds 1995 een beslissende rol gespeeld bij hervormingen. Het had de macht om ambtenaren aan te stellen of te ontslaan en het mandaat werd oneindig verlengd. Het hield Bosnië in een status van quasiprotectoraat om te verhinderen dat het zou aankloppen bij de Europese Unie.
Veel kans heeft Bosnië niet om zich op korte termijn aan te sluiten bij de EU. Het Bosnische politieke systeem is bijvoorbeeld in strijd met de Europese mensenrechtenstandaarden, omdat het bijvoorbeeld bepaalt dat de president van de Republika Srpska (RS) een Serviër moet zijn, die van de Federatie een Kroaat of een Bosnische moslim.
Toch heeft het Europese model een sterke invloed in Bosnië. Het OHR refereert regelmatig aan ”Europese standaarden” om beslissingen te rechtvaardigen die ingaan tegen de belangen van de etnisch verdeelde lokale elites.
Toenadering kan er echter enkel komen als Bosnië eerst een volwaardige staat wordt. Er is steeds meer sprake van het opdoeken van het OHR, en de rol van het bureau neemt af. In 2006 werden de verkiezingen voor het eerst uitsluitend door de lokale overheden georganiseerd. Maar het duurt nog wel even voor de Bosnische leiders het eens zullen worden over de richting die het land in de toekomst moet inslaan.
Ook vanuit het buitenland kan die richting niet bepaald worden. „Ik zie niet hoe een internationale organisatie, met haar eigen speciale interne dynamiek, etnische conflicten kan oplossen. In het beste geval kan ze een bemiddelende functie hebben”, zegt Kurth. „Er zal waarschijnlijk behoefte zijn aan een vorm van vertegenwoordiging van de EU die kan onderhandelen tussen de actoren in Bosnië en in Herzegovina.”
Iedereen in Bosnië is het erover eens dat de grondwet uit 1995 dringend toe is aan herziening, maar een poging in 2006 om die dichter bij EU-standaarden te brengen, liep dood op de uiteenlopende posities van de Servische leiders en de voormannen van de Bosnische moslims. De Bosnische moslims zien het liefst een unitaire staat met een sterke centrale regering, terwijl de etnische Serviërs het hebben over meer zelfbestuur en wantrouwig staan tegenover een centraal bestuur.
Veel Bosniërs zien de instituten van de RS als het onwettige resultaat van de burgeroorlog. De etnische Kroaten hebben alvast afgezien van een derde, Kroatische entiteit in Bosnië. Ze zijn vooral bezorgd om het voortbestaan van hun afbrokkelende gemeenschap, die nog maar 14 procent van de totale bevolking vertegenwoordigt. De rest van de 4 miljoen inwoners bestaat uit Bosnische moslims (48 procent) en etnische Serviërs (37 procent). Het idee van een unitaire staat kan rekenen op voorzichtige steun vanuit Duitsland en de Verenigde Staten. De voorstanders wijzen op de hoge kosten van het huidige systeem.
Maar de etnische Serviërs wijzen erop dat het beslissingsproces effectiever is in de RS en dat ze zich niet identificeren met de Bosnische staat: uit een onderzoek in 2006 bleek dat amper een op de vijf Serviërs trots is op het Bosnische staatsburgerschap, terwijl vier op de vijf Bosnische moslims dat wel zijn. Die etnische fragmentatie is voelbaar op elk bestuursniveau, van het leger tot het onder-wijssysteem. Het gevolg is een gebrek aan coördinatie en sa-menwerking in een land met 140 vaak kleine en slecht opgeleide ministeries.
Ook economisch is de opdeling voelbaar. Bosnië heeft een enorme informele sector, volgens schattingen goed voor de helft van het bruto binnenlands product, en er zijn etnische obstakels voor de eenwording van de markt. Het land is ook sterk afhankelijk van geld dat opgestuurd wordt door migranten en van internationale steun.