Voortzetting deeltijd-WW verbazend
Minister Donner zet de deeltijd-WW wel erg gemakkelijk voort, vindt prof. mr. dr. Wijnand Zondag. Over de effectiviteit van de regeling is nog weinig bekend. Aanvragen zullen in ieder geval beter begeleid en getoetst moeten worden.
Sinds begin november is er discussie geweest over de vraag of de regeling met betrekking tot tijdelijke werktijdverkorting (waarbij werknemers niet worden ontslagen, maar wel gedeeltelijk in de WW komen) opengesteld moet worden voor bedrijven die zijn getroffen door de kredietcrisis. Het kabinet heeft deze vraag destijds met een voorzichtig ja beantwoord.In maart liep de regeling ten einde. Het kabinet besloot om deze niet te verlengen, maar introduceerde een (geheel nieuwe) deeltijd-WW-regeling als opvolger. Heel wat bedrijven maken er inmiddels gebruik van. Sinds april zijn 40.000 werknemers bij UWV WERKbedrijf aangemeld voor deeltijd-WW.
Inmiddels is het beschikbare budget van 375 miljoen euro al opgesoupeerd. Woensdag maakte minister Donner bekend dat bedrijven vanaf maandag weer gebruik kunnen maken van de regeling. Het budget is opgehoogd naar 950 miljoen euro. Wel worden de voorwaarden op enkele punten aangescherpt.
Ik verbaas mij erover dat de minister enerzijds vindt dat er geen aanleiding was om de werktijdverkorting na maart te verlengen, maar in de plaats daarvan wel een deeltijd-WW-regeling in het leven heeft geroepen en deze weer gaat verlengen. Alsof het om heel iets anders zou gaan! Niets is minder waar; deeltijd-WW is hetzelfde als tijdelijke werktijdverkorting. Blijkbaar was er een politieke dekmantel nodig om de mogelijkheid van werktijdverkorting te verlengen. Oude wijn in nieuwe zakken!
In dat verband is het ook opmerkelijk dat de deeltijd-WW aanzienlijk minder strenge voorwaarden kent dan de regeling met betrekking tot werktijdverkorting. Waarom? Het antwoord op deze vraag, die niet eens wordt gesteld, ontbreekt. Ruim dertig jaar ”vast beleid” wordt zonder toelichting terzijde geschoven.
Frauduleus
De hamvraag is natuurlijk of de deeltijd-WW uiteindelijk leidt tot minder ontslagwerkloosheid en dus een lagere instroom in de WW. Kan hierover al iets worden gezegd? In de evaluatie die de minister woensdag aan de Tweede Kamer heeft aangeboden, is hierover niet veel te vinden. De minister verwijst naar een advies (met een algemeen karakter) van het Centraal Planbureau, met als inhoud „dat de deeltijd-WW naar verwachting een groter positief effect heeft op de instroom in de reguliere WW dan eerder gedacht.” Een concreet antwoord op de effectiviteitsvraag is nog niet gegeven.
Het ontbreken van concrete resultaten neemt niet weg dat vooralsnog –in de lijn van het advies van de Stichting van de Arbeid en de OESO– voortzetting van deeltijd-WW de voorkeur verdient: „De maatregel dient niet alleen het herstelvermogen van bedrijven, maar ook individuele werknemers die niet, zoals bij volledige werkloosheid, thuis komen te zitten, doch betrokken blijven bij het bedrijf en hun collega’s.” Wel erkent de minister dat er zorgelijke kanten aan de regeling zitten: er zijn „signalen dat de regeling te ongericht wordt ingezet en zonder onderscheid voor het hele personeel deeltijd-WW wordt aangevraagd.”
Daarmee komt het doel van de maatregel –behoud van vakkrachten– in gevaar en ontstaat het risico dat noodzakelijke reorganisaties worden uitgesteld. Snijden is nooit fijn, maar soms moet het toch gebeuren. Ook zijn er signalen dat bedrijven frauduleus met de regeling omgaan, door werknemers voor deeltijd-WW aan te melden, maar hen vervolgens gewoon volledig te laten doorwerken.
Om ongewenste effecten te bestrijden, heeft de minister ervoor gekozen om de maximale duur van de deeltijd-WW-periode afhankelijk te stellen van het aantal werknemers waarvoor deeltijd-WW wordt aangevraagd. Concreet betekent deze aanpassing dat als 60 tot 100 procent van de werknemers gebruikmaakt van de regeling de duur negen maanden wordt. Bij een aandeel van 30 tot 60 procent van de werknemers wordt de duur één jaar en bij minder dan 30 procent wordt de duur gehandhaafd op één jaar en drie maanden. Op deze wijze hoopt de minister dat bedrijven (en vakbonden/ondernemingsraden) kritischer zullen kijken naar de inzet van het middel.
Duitse model
Of deze aanpassing de ongewenste neveneffecten zal elimineren, betwijfel ik. De minister gaat –blijkbaar geïnspireerd door het Duitse model– ervan uit dat er voldoende economische prikkels voor de werkgever en werknemer zijn om deeltijd-WW effectief en efficiënt in te zetten. Niet vergeten moet echter worden dat ons bedrijfsleven –anders dan in landen als Duitsland en België– in het geheel geen ervaring meer heeft met deeltijd-WW. Vooralsnog zal vanuit de overheid meer aan ‘opvoeding’ en begeleiding moeten worden gedaan en zullen aanvragen voor deeltijd-WW inhoudelijk(er) moeten worden getoetst.
De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.