Dichter Lenze Bouwers specialiseert zich in rondelen
Er zijn maar weinig dichters die zich beperken tot één dichtvorm. Lenze Bouwers (1940) doet dat in ”Woorden om het licht te horen” wel: hij kiest bewust voor het rondeel.
De beperking tot één vorm is gedurfd omdat het gevaar op de loer ligt dat de lezer erop uitgekeken raakt. Bovendien kan de bundel door gebrek aan afwisseling gewoonweg saai worden. Het zegt iets over de variatiemogelijkheden van de rondeelvorm, maar vooral over Bouwers’ vakmanschap, dat ”Woorden om het licht te horen” van kaft tot kaft kan boeien.Rijmklanken
Het is niet gemakkelijk om een goed rondeel te schrijven. Niet voor niets was het voor de rederijkers, op de overgang van de middeleeuwen naar de renaissance, de versvorm bij uitstek om hun dichterlijk kunnen te demonstreren en elkaar naar de (dichters)kroon te steken.
Een rondeel heeft slechts twee rijmklanken, maar die kunnen elkaar in allerlei ingewikkelde schema’s afwisselen. Het standaardrondeel bestaat uit acht regels, waarbij de regels één, vijf en acht identiek moeten zijn en dan hebben we het nog over een van de minder ingewikkelde varianten!
Bouwers schrijft behalve rondelen van acht regels vooral rondelen met dertien regels, terwijl de variant met 21 verzen in deze bundel helemaal niet voorkomt. Van de bijna honderd (!) rondelen in ”Woorden om het licht te horen” is er maar één gedicht waarin meer dan twee eindrijmen voorkomen en waarin ook het rijmschema niet streng wordt gehanteerd. Dit gedicht, ”Vanaf een berg klimt in het dal de toren”, is opgedragen aan Johanna van Buren en de afwijking van de vaste vorm is hier duidelijk bewust.
Hoewel die vaste vorm erg belangrijk is, wekken de gedichten in deze bundel zelden de indruk dat het rijmschema het enige is dat deugt. Sterker nog, je kunt de hele bundel lezen zonder dat de versvorm storend op de voorgrond treedt. Uiteraard vallen de identieke zinnen in de gedichten op, maar die kunnen ook een betekenisfunctie hebben, los van hun door de vorm gedicteerde rol.
Effect
Die identieke regels (keerverzen) in de rondelen hebben een bijzonder effect. In de meeste gevallen leidt het herhalen van een zin tot een wat mijmerende sfeer, waardoor het overgebrachte gevoel of de betekenis versterkt kan worden. Maar het kan ook anders. Als een gedicht bij eerste lezing moeilijk is en niet direct te doorgronden lijkt, herkent de lezer toch de herhalingen van de zin, waardoor er een soort vertrouwdheid ontstaat. Tegelijkertijd kan de dichter, door de herhaling in een andere context te plaatsen, juist laten zien dat die herhaalde zin misschien vertrouwd klinkt, maar ondertussen wel meerduidig is.
Het rondeel is dus een moeilijke vorm, maar ook een mooie vorm en een met veel mogelijkheden en variaties. Het is daarom zonder meer knap dat Bouwers nu al een heel aantal bundels vol heeft weten te schrijven met rondelen. De vorm op zich is ook zeker afwisselend genoeg om te blijven boeien, maar voelt niet in al zijn gedichten even natuurlijk aan, en dat is jammer.
In opvallend veel van de gedichten spelen ziekte en lijden een grote rol. En ook ander leed dringt de wereld van de taal binnen. Toch spreekt juist uit veel van die gedichten een vertrouwen en kracht die de lezer bijblijven. Misschien is dat vertrouwend uitzien wel het licht dat Bouwers in zijn woorden probeert te laten doorklinken.
Hoopvol
Duidelijk treedt dit naar voren in het gedicht waarvan het keervers luidt: „Het licht komt in het verre oosten op.” Dit is een gedicht over een zeeman die de haven uitvaart en die zijn lief, voor wie hij een ring heeft gekocht, in gedachten nog bij de Schreierstoren ziet staan. De laatste regels luiden dan:
het licht komt in het verre oosten op,
de hoop verankert zich in vaste grond,
geloof is havenkom waar doorgedron-
gen zon nog heel lang straalt, m’n
harteklop:
het licht komt in het verre oosten op.
Hier versterkt de herhaling het gevoel van verlangen en eenzaamheid, maar tegelijk is zij een bemoediging en lijkt zij een hoopvol teken dat het licht al gloort in het oosten. Daarnaast kan deze beschrijving van de liefde die hoopt en gelooft in een gedicht waarin het ook over de zee en de veilige haven gaat, gemakkelijk gelezen worden in een christelijk licht.
Voor wie kennis wil maken met het werk van Bouwers is ”Woorden om het licht te horen” een ideale bundel: 35 nieuwe gedichten gecombineerd met de beste rondelen uit vorige bundels. Het is ook een prima bundel om het rondeel te leren kennen in veel van zijn variaties. Dat wil niet zeggen dat ieder gedicht een juweeltje is, maar in de gedichten waar Bouwers een intense inhoud zonder opvallende dwang in de strenge vorm weet te passen, gebeurt er iets extra’s. Waar vorm en inhoud niet slechts samengaan maar elkaar versterken, ontstaan gedichten die het de moeite waard maken deze bundel grondig te lezen.
N.a.v. ”Woorden om het licht te horen”, door Lenze L. Bouwers; uitg. Querido, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 214 3539 8; 115 blz.; € 18,95.