Statusquo, fusie en een eigen bundel
Als het aan de christelijke gereformeerde deputaten voor de eenheid van de gereformeerde belijders in Nederland ligt, komt er een status–quo in zogenaamde samenwerkingsgemeenten met Nederlands gereformeerden. Nederlands gereformeerde ambtsdragers uit samenwerkingsgemeenten zouden als waarnemer op de meerdere vergaderingen ontvangen moeten worden.
Op de christelijke gereformeerde synodeagenda van deze vergaderweek staat een aantal interessante zaken. Dat varieert van een voorstel om tot een eigen liederenbundel te komen tot voorstellen aangaande de manier waarop moet worden samengewerkt met andere kerken of bijvoorbeeld met hervormd–gereformeerde gemeenten. Maar ook fusie met de vrijgemaakten komt om de hoek kijken.
De deputaten eenheid komen donderdag naar Nunspeet. Synodeleden konden zich al eerder buigen over het bijna tachtig pagina’s tellende rapport, dat totstandkwam na twintig vergaderingen.
Enerzijds is er sprake van federatieve groei tussen de christelijke gereformeerden en de vrijgemaakten. Tegelijk speelt op de achtergrond de vraag naar fusie. In mei van dit jaar verklaarde deputaat eenheid prof. dr. J. W. Maris dat het niet realistisch is een fusie, als logisch vervolg op federatie, al binnen tien jaar te verwachten.
Hij reageerde toen op berichten van vrijgemaakte kant over vergaande samenwerking. Hij verklaarde daarop dat de vrijgemaakten een andere vergadercultuur hebben: „Zij rapporteren eerst publiekelijk naar de gemeenten en dan naar de synode. Wij moeten eerst de synode inlichten en pas als de rapportage door de synode in behandeling wordt genomen, komt een en ander ook in de publiciteit.”
Nu liggen de voorstellen dan op tafel, al komt het woord fusie daarin niet voor maar gaat het over een federatief groeimodel.
Ander geluid
Wat betreft de verhouding met de Nederlands gereformeerden laat het deputatenrapport een ander geluid horen. Waar samenwerking is, kan die bestendigd blijven, sprak de vorige synode al uit. Waarnemers toelaten op meerdere vergaderingen is een optie. Voor christelijke gereformeerd kerken die in een samenwerkingsgemeente participeren, blijven echter dezelfde regels gelden als voor iedere andere christelijke gereformeerde kerk, staat in een besluitvoorstel.
De particuliere synode van het oosten roerde bij de vorige synode de kwestie van de vrouw in het ambt bij de Nederlands Gereformeerde Kerken aan. In 1998 werd daarover onder andere gezegd dat een nauwere vorm van samenleven met een gemeente waar een vrouwelijke diaken is, op gespannen voet staat met de eigen kerkorde en dat het de loyaliteit naar het eigen kerkverband dan onder spanning zet.
In het nu voorliggende voorstel wordt gesproken over vrouwelijke ambtsdragers (in plaats van alleen diakenen, red.) bij de NGK. Er ligt nu een besluitvoorstel op tafel waarin staat dat kerken met vrouwelijke ambtsdragers de samenwerking zelf blokkeren. Ook staat erin dat christelijke gereformeerde kerken die samenwerken met een Nederlands gereformeerde kerk die vrouwen in de kerkenraad heeft, hun samenwerking aan de orde moeten stellen.
De verhouding met de Gereformeerde Bond (GB) in de Hervormde Kerk komt opnieuw aan de orde. Er moeten, nadat ds. G. D. Kamphuis drie weken geleden namens de Bond een toespraak hield in Nunspeet, besluiten genomen worden. In 1995 sprak de synode nog uit dat op het punt van kerkvisie overeenstemming met de Bond verder weg leek dan ooit. Ook zei men toen dat het moeilijker was geworden met de Bond naar eenheid te zoeken. Toch werd toen ook nadruk gelegd op de noodzaak contact te onderhouden tussen gereformeerde belijders.
Liturgische formulieren
Maar, aldus het rapport, gesprekken tussen deputaten en de Bond brachten verduidelijking en misverstanden werden opgeruimd. In de stukken wordt vragenderwijs gesproken over plaatselijke kanselruil daar waar hervormde gemeenten zich houden aan de drie kenmerken van de kerk naar artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Nu bevat het besluitvoorstel de zin dat de christelijke gereformeerde deputaten plaatselijke hervormd–gereformeerde contacten willen stimuleren om te komen tot nauwere kerkelijke samenleven op plaatselijk niveau. Samenwerking met de Bond op diverse terreinen (theologisch onderwijs, hertaling/revisie van de Statenvertaling en het christelijk onderwijs) wordt belangrijk genoemd.
Formulieren
Er komt mogelijk ook een voorstel op tafel om liturgische formulieren te herzien wat betreft taal en stijl. Anderzijds stelt men dat deze formulieren tijdsdocumenten zijn, die men niet zomaar wijzigt. Deputaten stellen in ieder geval voor nieuwe formulieren op te stellen, waarbij de theologische inhoud van de bestaande formulieren gehandhaafd blijft. Verder wordt samenwerking aanbevolen met gereformeerd vrijgemaakte deskundigen.
In christelijke gereformeerde kring staat sinds de jaren ’70 het kerkelijk lied op de agenda van de synoden. In 1977 kwam er een deputaatschap, dat in 1980 een positief advies uitbracht over het zingen van liederen die niet rechtstreeks berijmde schriftgedeelten zijn. Men verwees naar artikel 69 van de kerkenorde, waarin staat dat deze liederen ondergeschikt zijn aan de psalmen en andere berijmde schriftgedeelten. Er zou een eigen bundel komen. Daarvoor zorgde een nieuw deputaatschap in 1983. Maar het deputaatschap was verdeeld en de synode besloot –vooral ook terwille van de eenheid– „te blijven bij het bepaalde in art. 69 KO.” Het aantal schriftberijmingen nam toe en dat resulteerde in het ’blauwe boekje’.
Ruimer
Een poging om artikel 69 ruimer geformuleerd te krijgen om zodoende meer liederen te kunnen zingen in de eredienst, haalde het niet. Maar in brede christelijke gereformeerde kring voelde men zich er niet prettig bij. Er zijn al gemeenten waar men het Liedboek voor de Kerken gebruikt, andere selecteren en ook liederen uit de bundel ”Opwekking” worden gezongen.
Deputaten stellen dat men terug kan keren naar de oude praktijk, zodat men alleen maar psalmen zal zingen. Ook zou men de vrijheid kunnen geven te zingen wat men wil, of men verruimt artikel 69. De meerderheid van deputaten stelt voor artikel 69 zo te verruimen dat ook berijmde schriftgedeelten, „door de synode vast te stellen”, in de eredienst gezongen kunnen worden. Daarom stellen deputaten voor om daartoe een nieuw deputaatschap in te stellen.
Ds. M. van der Sluys is de enige deputaat die het hier niet mee eens is. Hij diende een minderheidsvoorstel in. Hij denkt dat een nieuwe eigen bundel een bredere zangpraktijk niet tegenhoudt.