Journalistiek te kritiekloos over klimaatverandering
De theorie van de wereldwijde opwarming deugt niet, vindt Arend Jan Voortman. Dat dit besef pas sinds kort breder doordringt, komt doordat media hun kritische functie op dit punt hebben verwaarloosd.
Het leek ”business as usual” dat de G8-leiders deze week opnieuw hun steun betuigden aan een gezamenlijk klimaatbeleid. Maar nog vager dan bij voorgaande bijeenkomsten klonk hun intentieverklaring.De financieel-economische crisis eist uiteraard haar tol. Des te opmerkelijker is het dat er bij deze wereldleiders nog geen schijn van twijfel lijkt te zijn gerezen aan de hovaardij van het ‘wetenschappelijk’ onderzoek waarop in de afgelopen kwarteeuw een klimaathype is gebaseerd. Voor sommigen van hen ligt dat waarschijnlijk wat genuanceerder, maar ook zij zitten nog gevangen in door onbekwaamheid en misleiding veroorzaakte collectieve verdwazing.
De omstreeks 1980 opnieuw door klimatologen omarmde broeikashypothese van Arrhenius (1859-1927) deugt namelijk vrijwel zeker niet als verklaring van klimaatveranderingen. Er is intussen wel toenemende twijfel gerezen aan de houdbaarheid ervan. De in werkelijkheid waarneembare verschijnselen blijken zich niet te houden aan de ‘voorspellingen’ waartoe nijvere rekenmeesters blijven komen met behulp van computersimulaties die op genoemde hypothese zijn gebaseerd.
Onafhankelijke wetenschappers, niet gehinderd door instituutsdwang of subsidiedrang, zullen nog dit jaar de onjuistheid aantonen van de kern van de broeikashypothese: een opwarmend en met positieve terugkoppelingen opgetuigd CO2-effect. En astrofysisch onderzoek draagt al enige tijd bewijzen aan voor de concurrerende theorie die klimaatveranderingen verklaart uit cyclische processen op de zon.
Dit moet een ongemakke-lijke waarheid zijn voor de verkondigers van een bedreigende wereldwijde opwarming en hun volgzame aanhang in wetenschap, media en poli-tiek. Steeds meer signalen wijzen erop dat zij zich minder op hun gemak voelen, maar nog niet toe zijn aan erken-ning van hun –in mediatermen historische– ongelijk.
De reacties variëren dan ook sterk. Sommigen overschreeuwen zichzelf met de dag meer in steeds apocalyptischer wordende voorspellingen. Anderen proberen de schade alvast te beperken door te beweren dat zij altijd al goed hebben geluisterd naar critici en sceptici, en de kritiek van deze lieden ook in hun eigen benaderingen hebben verwerkt.
Om een leugentje om bestwil zitten in zo’n situatie weinigen verlegen. Sommige KNMI-medewerkers niet, nog minder Martijn van Calmthout, chef van de wetenschapsredactie van de Volkskrant. Terwijl hij twee jaar geleden nog opriep tot censurering van alle teksten die het klimaatgeloof zouden kunnen aantasten, deed hij het afgelopen winter voorkomen alsof hij altijd al volledig open zou hebben gestaan voor scepsis als essentieel aspect van wetenschapsbeoefening.
Subsidies
Met het aanmatigende waanidee van een door de mens bedorven en (dus ook) te herstellen aards klimaat hielden klimatologen en politici elkaar een kwarteeuw lang in de houdgreep. Als aanjagers van de hype functioneerden wereldwijd organisaties als Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds. Op termijn volgden delen van het bedrijfsleven; onder de noemer van ”klimaatbeleid” verleenden overheden immers royale subsidies.
De samenleving reageerde deels instemmend, overwegend gelaten of onverschillig. Dat er pas sinds kort weerstand groeit, is vooral te wijten aan het feit dat de media hun kritische functie verwaarloosden. Dit valt met name de wetenschapsjournalisten aan te rekenen, die –enkelingen niet te na gesproken– te zeer hebben gefunctioneerd als passieve doorgevers van door weinig scrupuleuze wetenschapsvoorlichters aangereikte ‘waarheden’.
De auteur is hoofdredacteur van het tijdschrift Spil (www.platteland-in-perspectief.nl).