Broers
Er zijn in onze samenleving heel wat mensen zoekgeraakt. Losgezongen van God en het christelijk geloof. Ze zijn er wel mee opgevoed, maar nu hebben ze er gewoon niets meer mee. Verloren zonen en dochters dus. Wie rondkijkt in de Tweede Kamer of in het kabinet kan gemakkelijk meerdere voorbeelden vinden.
Wie haalt deze mensen weer naar huis? Wie wijst hen op de wachtende Vader? Die plicht rust allereerst op de gereformeerde gezindte. Wie zou dit anders moeten doen? Wij zijn immers de oudste zoon, die niet wegliep van huis. Wij zijn de oudste zoon, die verantwoordelijk is voor zijn weggelopen broertje.In een van zijn fraaie boeken vertelt de Amerikaanse predikant Tim Keller de geschiedenis van een jongeman die als Amerikaans soldaat in de Vietnamoorlog werd vermist. De officiële kanalen wisten de achtergebleven familie niets meer te melden over hem. De oudste zoon van het betreffende gezin vloog toen naar Vietnam en begon een gevaarlijke zoektocht naar zijn verloren broer. Hij zette alles op het spel om hem terug te halen.
Wat deze Amerikaan deed, had ook ondernomen moeten worden door de oudste zoon in de bekende gelijkenis (Lukas 15). Hij had tegen zijn vader moeten zeggen: „Papa, mijn broertje heeft schandalig gehandeld en uw leven en zijn eigen leven geruïneerd. Maar ik zal hem terughalen naar ons huis, op mijn kosten. Ik laat hem niet verloren gaan.”
Dat was een passende reactie geweest, in lijn met de andere gelijkenissen. De herder gaat op zoek naar het verloren schaap. De vrouw gaat op zoek naar de verloren penning. De oudste zoon gaat op zoek naar zijn verloren broertje. Maar helaas, de oudste zoon blijkt een farizeeër.
Zijn houding en reactie zijn goed te begrijpen. De terugkeer van de verloren zoon gaat ten koste van zijn bezit. Al het familiebezit was verdeeld tussen de twee broers. De jongste broer had zijn bezit verkwanseld. Als hij weer zou worden opgenomen in de familie ging dat ten koste van het overgebleven familiebezit. Dat kon de oudste zoon niet meemaken.
Ervaren wij als gereformeerde gezindte (als oudste zoon) de zware verantwoordelijkheid voor verloren zonen in onze samenleving? Zijn wij bereid een hoge prijs te betalen om hen terug te halen naar huis? Het familiebezit eraan te geven?
Laten we niet te snel bevestigend antwoorden. Zouden we echt enthousiast zijn als zich aanstaande zondag zestig nieuwkomers aanmelden in onze gemeente? Nieuwelingen die nog niet zijn aangepast, die onze tradities en rituelen niet kennen, die inbreuk maken op de door ons gekoesterde sfeer en een dubieus verleden kennen?
Het is de vraag wat het ons waard is om weglopers terug te halen. Een paar centen als aflaat in de collectezak voor de evangelisatiecommissie gaat nog wel.Maar echt wat inleveren of misschien elke dag vier minuten concreet bidden voor de terugkomst van verloren hoerenlopers? Dat is wel erg veel gevraagd van een oudste zoon, die nog nooit ongehoorzaam aan zijn vader is geweest.
Moeten wij opdraaien voor weglopers, die ons eigen onderwijs hebben bedreigd, die ons in juridisch opzicht in een gedoogzone plaatsten, subsidies introkken en een verwerpelijke visie op homoseksualiteit wilden aansmeren?
De gelijkenis van de verloren zoon draait om de oudste zoon: een falende grote broer. Daarmee stuurt de gelijkenis aan op Christus, de oudste Broer die niet faalde. Als gereformeerde gezindte zullen we slechts de verantwoordelijkheid van de oudste zoon kunnen waarmaken als we leven uit onze oudste Broer. Hij verliet het huis van Zijn Vader en liet Zich hangen aan een hout om ons Thuis te kunnen halen.
Voor God was er geen andere manier om weglopers binnen te halen dan op kosten van Zijn oudste Zoon.
Laat dit ons dringen om als oudste zoon onze verantwoordelijkheid te nemen voor verloren zonen. Ben ik mijn broeders hoeder?
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer. Reageren aan scribent?gedachtegoed@refdag.nl.