„Kwaad gaat niet buiten God om”
Is God verantwoordelijk voor het kwaad in de wereld? Die vraag probeert dr. C. Blom in zijn dissertatie ”Zonder grond onder de voeten” van een antwoord te voorzien. „Ik heb een correctie willen bieden op de gedachte dat God alleen verantwoordelijk is voor het goede.”
Het is een gedachte die hij vooral in evangelische kring veel tegenkomt, zegt Blom (40), zelf lid van een baptistengemeente. Donderdagmiddag promoveert hij aan de Vrije Universiteit, bij prof. dr. A. van de Beek en prof. dr. E. Talstra.„Toen ik met mijn onderzoek begon”, zegt de theoloog in zijn bovenwoning in Leiden, „had ik als centrale vraag geformuleerd: Wat is de verantwoordelijkheid van God én mens voor het kwaad in de wereld? Maar dat de mens verantwoordelijk is, is evident. Maar God ook? Tot die vraag heb ik me toen beperkt.”
Het antwoord zocht hij in het boek Job en de eerste vier hoofdstukken van Genesis.
Daarbij neemt u in een aantal opzichten afstand van de klassieke interpretatie van het boek Genesis.
„Ik wijs de klassieke interpretatie af, met haar schema van een volmaakte schepping en zondeval – waarbij de huidige gebrokenheid het gevolg is van de zondeval en dus helemaal de verantwoordelijkheid van de mens. Als de mens en zijn vrouw in Genesis 3 in de fout gaan, kun je God daar dan helemaal van vrijpleiten?”
Te vaak, constateert Blom, „wordt het schema gehanteerd dat het kwaad, het lijden, de schuld is van de mens, en God alleen verantwoordelijk is voor het goede. Met alle gevolgen van dien, ook pastoraal.”
Moeten we hier niet met twee woorden spreken? „Ik maak den vrede en schep het kwaad”, zegt de Heere in Jesaja 45:7. Zie ook Amos 3:6.
„Ik denk dat er in vroeger eeuwen evenwichtiger over vragen als deze is gesproken. Het kwaad gaat niet buiten God om. Bij Calvijn lees je vergelijkbare noties. In onze tijd tref je die veel minder aan, zeker in evangelische kringen, mijn eigen omgeving. En daar heb ik in mijn proefschrift de vinger bij willen leggen: God is veel groter dan wij denken.”
Zoals ook blijkt uit het boek Job.
„Exact. Daar begin ik mijn studie ook mee, met een nauwkeurige exegese van het boek Job. „Is het om niet dat Job God vreest?” vraagt de satan –ik noem hem ”de tegenstander”– aan God. „Neem alles maar van hem weg, dan zal hij zich tegen U keren. Zolang U de grond bent, zal hij U blijven vrezen.”
Job komt op de vuilnishoop terecht, zijn vrienden komen bij hem, en de gesprekken beginnen. En steeds weer merk je dat de vrienden uitgaan van het traditionele schema: Job lijdt omdat hij gezondigd heeft. Hij moet zich bekeren. Maar Job houdt vast aan zijn onschuld, zijn rechtvaardigheid. Hij roept God zelfs ter verantwoording, wil een rechtszaak tegen Hem beginnen. God is voor hem zijn Vijand én enige Hoop. En heel opmerkelijk: uiteindelijk zegt God tegen Elifaz: Jij en je vrienden hebben niet recht van Mij gesproken.
Nog iets, en daarin volg ik Van de Beek: het gegeven dat Job aan het slot van het boek alles dubbel terugkrijgt, impliceert in het licht van de oudtestamentische wetgeving zelfs dat God erkent dat Hij hem onrecht heeft aangedaan. Dat klinkt voor ons blasfemisch, maar ik denk dat het terecht is om het zo te lezen.
Hier concludeer ik”, zegt Blom, „dat God ook verantwoordelijk is voor het kwaad. Dat Hij niet onaantastbaar is. Hij láát Zich, ook in het lijden, aanspreken, in het gebed bijvoorbeeld. Ik volg hierin het voorbeeld van Job. Zijn vrienden spraken alleen óver God; Job richt zich tót God. Zo eindig ik ook: slechts in het aanspreken van de ander –waarmee ik God bedoel– kan grond gevonden worden.”
Waarbij die Ander ook antwoorden kan?
„Dat kan. Maar dat hoeft zeker niet. Mooi vind ik altijd weer wat Job zegt in hoofdstuk 28: „Zie, vrees voor de Heer, dat is wijsheid en te wijken van het kwaad is inzicht” (SV: „Zie, de vreze des Heeren is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand, red.).” Wij mensen hoeven niets te begrijpen van de orde van de schepping en van de beweegredenen van God om deze wijsheid te kennen, die God ons heeft geopenbaard.”