Opinie

Wel bidden voor bekering Joden

Christenen uit de Joden en uit de heidenen moeten bidden voor de bekering van het Joodse volk. Dat stelt dr. P. de Vries in reactie op eerdere artikelen over dat onderwerp op deze pagina.

2 July 2009 09:49Gewijzigd op 14 November 2020 08:15
„Als het Evangelie aan alle volken verkondigd moet worden, mag en moet het Joodse volk –omdat Jezus zijn Messias is en uit hem is geboren– niet worden overgeslagen.” Foto EPA
„Als het Evangelie aan alle volken verkondigd moet worden, mag en moet het Joodse volk –omdat Jezus zijn Messias is en uit hem is geboren– niet worden overgeslagen.” Foto EPA

Moet de kerk bidden voor het Joodse volk? Over die vraag is de afgelopen tijd door verschillende mensen geschreven.Tot dusver kwam niet aan de orde hoe het Jodendom zelf moet worden gedefinieerd. Het mag waar zijn dat het huidige Jodendom veelvormig is, maar veel meer nog vertoonde het Jodendom van de tweede tempel een grote diversiteit. Niet alleen het farizeïsme, dat als de voorloper van het latere rabbinale Jodendom moet worden gezien, maakte er deel van uit maar ook de volgelingen van de Heere Jezus Christus die oorspronkelijk vaak als Nazoreërs werden betiteld. De christelijke kerk moet historisch gezien niet minder als een vorm van Jodendom worden getypeerd dan het rabbinale Jodendom. Deze twee vormen overleefden de val van de tweede tempel.

Reeds aan het begin van haar bestaan had de christelijke kerk te maken met de vraag niet of Joden (want dat waren de eerste christenen allemaal) maar of heidenen tot de christelijke kerk konden behoren. Die vraag is positief beantwoord. Heidenen behoefden zich niet eerst via de besnijdenis onder de mozaïsche wet te begeven om deel uit te maken van de gemeente des Heeren in haar nieuwtestamentische vorm.

Vanaf het begin van de tweede eeuw vormden christenen uit de heidenen de meerderheid binnen de christelijke kerk en realiseerde de kerk zich lang niet altijd haar Joodse wortels. Die Joodse wortels worden echter ook door het rabbinale Jodendom niet erkend.

Wat synagoge en kerk nog altijd scheidt is het antwoord op de vraag of Jezus van Nazareth de vervulling is van Mozes en de profeten. Daarmee houden andere verschilpunten verband. Ik denk in het bijzonder aan de vraag of de wet vervulbaar is en of er verzoening door een offer nodig is. Het rabbinale Jodendom gaat ervan uit dat de wet principieel vervulbaar is en dat struikelingen sinds het ontbreken van de offerdienst verzoend kunnen worden door gebed en berouw. De christelijke kerk belijdt met Paulus dat door de wet de kennis van de zonde is en dat de gehele wereld voor God verdoemelijk is. Paulus bewijs dat uit de Psalmen. Met Israëls profeten wist hij dat er alleen maar hoop is voor Israël en de heidenen omdat God de Eerste is. De Heere Jezus Zelf leerde: „Kom herwaarts tot Mij, gij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”

Als het waar is dat joden zonder geloof in Jezus als de Christus zalig kunnen worden, is de prangende vraag waarom dit ook niet en nog veel meer voor heidenen zou gelden. Immers als Joden zonder geloof in Christus door de werken van de wet het Koninkrijk van God binnen kunnen gaan, waarom heidenen niet die zoals het rabbinale Jodendom stelt alleen aan de noachitische geboden gebonden zijn? De Bijbelse boodschap is dat wij allen falen. David beleed in Psalm 51: „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.”

Berouw

Berouw en gebed zijn essentieel voor het geestelijk leven maar zijn geen middel ter verzoening. Berouw moet er trouwens zijn, niet alleen over een aantal tekorten maar over ons hele bestaan. Verzoening is er alleen door het offer en dan niet de vele offers die eenmaal in de tempel werden gebracht maar door het ene offer van Jezus Christus. In Hem is heel de tempel- en offerdienst tot vervulling gekomen. Wie Mozes en de profeten verstaat, weet dat er zonder bloedstorting geen vergeving is. Zo iemand ziet daarom ook niet uit naar een herbouwde tempel, maar naar de komst van een stad zonder tempel omdat het Lam zelf haar tempel is. Laat de christelijke kerk daarvan spreken. Een christen, of hij nu een Jood of een heiden is, belijdt: „Jezus, niet mijn eigen kracht, niet het werk door mij volbracht, niet het offer dat ik breng, niet de tranen die ik pleng, schoon ik ganse nachten ween, kunnen redden, Gij alleen.”

Zeker is dat het boek van de verhouding tussen de christelijke kerk en het Joodse volk tal van donkere bladzijden bevat; bladzijden die juist door de christelijke kerk donker zijn gekleurd. Deze wetenschap moet wel de wijze waarop wij Joden met het Evangelie benaderen kleuren. Ik denk aan de woorden van Revius: „Het zijn de Joden niet Heer’ Jezus die u kruisten (…) Maar dit is al geschied, helaas om mijne zonden.”

Echter, het mag nooit betekenen dat wij hen het Evangelie onthouden en niet voor hun bekering bidden. Deze taak rust niet alleen op Joden die Jezus als de Christus belijden maar evenzeer op niet-Joden.

Als het Evangelie aan alle volken verkondigd moet worden, mag en moet het Joodse volk –omdat Jezus zijn Messias is en uit hem is geboren– niet worden overgeslagen. Nog altijd geldt wat Paulus schreef: dat het Evangelie eerst de Jood een kracht Gods tot zaligheid is. Laten we daarom als christenen uit de Joden én uit de heidenen bidden om de bekering van het Joodse volk; een gebed dat gepaard behoort te gaan met een houding die anderen tot jaloersheid verwekt.

De auteur is hersteld hervormd predikant te Waarder en docent aan het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer