Ds. Stam: De lach voor overdag, de tranen voor de nacht
„Bewaar de lach voor overdag, en de tranen voor in de nacht”, leerde zijn moeder hem. Zijn moeder – ds. P. J. Stam bewaart „onvergetelijke herinneringen” aan haar. Zondag preekte de Katwijkse predikant afscheid, in verband met gezondheidsemeritaat.
Een gesprek met ds. Stam (58) verloopt anders dan anders. Eigenlijk nog voordat de bezoeker een woord heeft kunnen uitbrengen, is de joviale pastor al begonnen deze in te wijden in de geheimen van zijn werkvertrek, met de talloze boeken, vele foto’s en andere herinneringen. Aan de reizen die hij na de Wende naar de ex-DDR maakte, bijvoorbeeld, en de tientallen keren dat hij preekte in Oost-Duitse gemeentetjes, maar óók in Berlijn. Zijn inzet voor de oosterburen leverde hem een ”Silberne Tulpe” (zilveren tulp) op, een Duitse onderscheiding.„Ds. J. P. Paauwe”, wijst de predikant dan. „Ik heb al zijn werken. Van ds. D. Rustige ook. Ik hoop dat er nog eens iemand op hem wil promoveren. Bij die mannen heb ik geleerd wat zonde en genade zijn. Waar lees je dat nog?”
„Zondag sprak ds. Dirk van Duijvenbode me ook toe, een leerling van me. Hij zei: „En toen kwam ds. Stam hier, met zijn stammiaanse preken.” O ja! In de adventstijd hield ik toen een serie preken over Thamar, Rachab. Mensen zeiden: Wat is dat voor een dominee? Maar zondag kwam er een mevrouw naar me toe, huilend. Ze zei: Toen, twintig jaar geleden, onder díé preken, heb ik gezien Wie de Heere Jezus is. Ontroerend, toch?”
Zijn blik dwaalt weer verder, langs de rijen boeken. „Alles van Kohlbrugge, alle werken van Luther – zijn Genesiscommentaar, zó mooi. Dat wil ik nog eens in het Nederlands vertalen. Augustinus, Calvijn, Bunyan. Bunyan is ook prachtig. Hier, J. de Rek, ”Van hunebed tot Hanzestad”, drie banden. Ooit aangeschaft op advies van juffrouw Van Tilburg op het Marnix College. Kent bijna niemand, maar het is zó’n mooie geschiedschrijving. ”Princen, patriciërs en patriotten”, alleen de alliteratie al.”
Biografie dr. W. Aalders
Houdt ten slotte stil bij „een hoekje Aalders.” „Ik heb al zijn boeken hier staan, 33 in totaal.”
„Aalders”, zegt ds. Stam, „hij was een vader voor me. De laatste keer dat hij hier was, liet ik hem die 33 boeken zien. Zegt hij: „Zit er ook eentje tussen die ik niet ken?” Hij had humor.”
Maar veel meer dan dat. „Aalders was groot, erudiet, weids. Tegen mij zei hij altijd: „Piet, zul je blijven studeren? Zul je breed blijven denken?” Kort voor zijn overlijden in 2005 was ik nog bij hem, en aan het einde van het bezoek vroeg ik: „Zal ik met u bidden?” „Nee”, zei hij, „nu zal ik met jou danken.” Onvergetelijk.”
De predikant loopt naar zijn computer. „Mijn levenswerk.” Op het scherm verschijnt de inhoudsopgave van… een biografie van dr. W. Aalders. „Precies 462 bladzijden, titel ”Het oog omhoog, het hart naar boven”. Ik heb al zijn boeken samengevat, zijn denken beschreven. Hier: ook een hoofdstuk over de kritiek van de gereformeerde gezindte op hem. Maar uitgevers vinden het allemaal wat te stammiaans, hebben liever een biografie met van die plaatjes van Aalders als 7-jarig jochie en zo. Maar dat moet je toch niet willen? Nee, ik geloof niet dat hij dat ooit gewild zou hebben.”
Het manuscript is opgedragen aan dr. H. Klink uit Hoornaar, redactielid van het blad Ecclesia. „Dat blad zou veel meer abonnees moeten krijgen.”
„Maar laten we buiten gaan zitten. O nee, dit boekje nog. Dat heb ik al wel honderd keer gelezen. ”De predikant en het gebed”, van Brown. Zó rijk!”
Even later, in een comfortabel hoekje op het terras: „Ik ben een man van klassieke roepingen. Schrijf dat maar op. Want ik maak me zorgen over de roeping van veel studenten. Soms denk ik: Och, och. Dan zou je bijna wensen dat de PKN een curatorium kreeg.”
Pieter Stam groeide op in een confessioneel „vissersnest” in Vlaardingen. „Mijn moeder was echt rechts-confessioneel, een godvrezende vrouw. Ik voetbalde liever dan dat ik naar de kerk ging. Maar gaandeweg ging het geloof me toch steeds meer bezighouden. Met Pinksteren ’68 preekte ds. A. P. Nauta over de woorden uit Joël: „Uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien.” Toen dacht ik: Zou ik… nee, dat kan toch niet. Maar kort daarna preekte ds. Jac. van Dijk, de ongeëvenaarde Jac. van Dijk, in de Grote Kerk in Vlaardingen over dezelfde woorden. Toen ben ik naar mijn moeder toegegaan. „Moe, ik wil dominee worden. Ik móét dominee worden.” Mijn moeder zei niet zo veel, alleen: „Zo. Kom over een jaar nog maar eens terug, en als je het dan nog wilt, dan kijken we wel weer verder. Ik begreep er niets van. Maar na een jaar ging ik weer naar mijn moeder: „Ik wil nog steeds dominee worden.” „Jongen”, zei ze, „ik heb een jaar lang gebeden of je terug mocht komen.” Mooi hè! Had ze nooit met me over gepraat.
Mijn moeder, ze is onvergetelijk voor me. Ze heeft het niet altijd gemakkelijk gehad. Maar ik moet nogal eens denken aan wat ze zo vaak zei: „Bewaar de lach voor overdag, en de tranen voor in de nacht.””
Na alsnog het gymnasium te hebben doorlopen –„zat ik als 17-jarige tussen kinderen van 12, 13”– volgde Stam de theologieopleiding in Leiden. „Berkhof, Van Gennip. Berkhof, dat was een soort van ”feindliche Bruder”. Ik was in die tijd al vaak moe, of ziek. Later bleek dat ik MPD-patiënt ben. MPD, dat is een beetje te vergelijken met leukemie, ook een bloedziekte. Slopend. Daar ligt ook de voornaamste reden van mijn vervroegde emeritaat. Dat is echt noodgedwongen.” Bijna tussen neus en lippen door: „In 2004 heb ik een vereniging voor MPD-patiënten mee helpen oprichten.”
„Maar Berkhof: hij kon dan zomaar zeggen: „Piet, jij gaat drie weken naar ons vakantiehuis in Zwitserland.” „Maar dat kan ik nooit betalen!” „Daar hebben we het toch helemaal niet over?” Ik heb het niet gedaan, maar toch, dat was ook Berkhof. Hij kwam ook wel bij je thuis, en dan vroeg hij rustig aan je vrouw: „Is hij goed voor je?” Want een dominee die niet goed is voor zijn vrouw, dat kon echt niet. Dat kán ook echt niet.”
Café
Op 3 november 1985 werd kand. Stam bevestigd tot predikant van de hervormde gemeente in Ter Aar. Vier jaar later volgde Katwijk aan Zee. Hij zou er bijna twintig jaar staan (beperkte werktijd). „Ik voel me Katwijker onder de Katwijkers. Dat leverde trouwens ook wel eens moeilijkheden op, als ik de grenzen van mijn wijk weer eens te buiten ging of zo. Een tijdje ging ik ’s nachts de cafés in, tot half 8 ’s morgens. Zat ik daar in een hoekje met zo’n knul te bidden. Maar dat konden mijn broeders niet altijd waarderen. „Daar hoor je niet, daar zit de duivel”, zei er eens één. Ik zeg: „Ik heb er de hele nacht gezeten, maar ben de duivel niet tegengekomen. Wel jouw catechisanten.””
Door de jaren heen is zijn prediking veranderd, zegt ds. Stam. „Maar misschien toch ook weer niet. Ik voel me thuis bij Paauwe, Rustige, Luther, Kohlbrugge. De rechtvaardiging van de goddeloze, dáár gaat het om, door het geloof alleen. Daarom ben ik me ooit gaan verdiepen in deze schrijvers, daarom ben ik ook lid van de Gereformeerde Bond geworden. Maar vandaag weet iedereen hoe je christen moet zijn, hoe je heilig moet leven, hoe je missionair moet zijn. Ik weet het niet. Ik weet alleen dat je van Christus moet zijn. Alleen in Christus kun je christen zijn.”