„Verbeter positie kerkelijk werker”
De positie van kerkelijk werkers moet beter worden. Hun taken zijn vaak onduidelijk en versnipperd. Het grootste punt van onvrede bij hbo-theologen is gebrek aan erkenning.
Dat blijkt uit een onderzoek naar de loopbaan van kerkelijk werkers, uitgevoerd door het lectoraat gemeenteopbouw van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). De studie draagt de titel ”Inspireren en ontberen” en kwam tot stand in samenwerking met onder meer de Protestantse Kerk en Nederland en de Evangelische Alliantie. De presentatie van de resultaten had woensdagmiddag plaats in Ede.Aanleiding voor het onderzoek is de niet altijd even duidelijke positie van kerkelijk werkers binnen een kerk of organisatie. „Met name de kerkelijk werker die zich op het terrein van de predikant begeeft, roept vragen op over hoe de taken van deze professionals tot elkaar in verhouding staan”, aldus de onderzoekers.
Uit de studie blijkt dat in Nederland honderden kerkelijk werkers actief zijn. Van hen werkt ongeveer 87 procent in een gemeente binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Het merendeel van de respondenten –ruim 84 procent– heeft een hbo-studie theologie afgerond.
Volgens de onderzoekers komt het regelmatig voor dat het takenpakket van de kerkelijk werker niet duidelijk omlijnd is.
„Hij wordt regelmatig gezien als probleemoplosser, als een schaap met vijf poten.”
Kerkelijk werkers werken het vaakst in pastoraat (60,3 procent), als voorganger (29,2 procent) of binnen jeugdwerk (23,8 procent). Van de respondenten gaat zo’n 78 procent voor in diensten. Ze werken bijna allemaal in deeltijd en in teamverband. Ongeveer 68 procent van de kerkelijk werkers is (heel) tevreden over zijn arbeidsloopbaan.
De onderzoekers concluderen dat de kerkelijk werker zich een duidelijk eigen plek heeft verworven binnen de kerk. Toch heeft hij vaak een „versnipperde” positie. De meeste kerkelijk werkers hebben meerdere hoofdfuncties. Bijna een kwart heeft meerdere aanstellingen naast elkaar. Nog geen 40 procent van de kerkelijk werkers heeft een fulltimeaanstelling.
Werkgevers zijn doorgaans positief over hun kerkelijk werkers. Gemeenten hebben echter vaak moeite met het opstellen van een duidelijke taakomschrijving. Om financiële redenen kiezen ze soms voor een kerkelijk werker in plaats van een predikant.
Kerkelijk werkers zelf geven een overwegend positieve beoordeling van hun positie. Het grootste punt van onvrede is gebrek aan erkenning. Meer dan de helft geeft aan behoefte te hebben aan verbetering van de status van het beroep. „Daarnaast bestaat er een grote behoefte aan meer duidelijkheid over de taak van een kerkelijk werker in relatie tot de taak van de predikant, en over de mogelijkheid om (formeel) in de bediening te staan.”
De onderzoekers geven in het rapport enkele aanbevelingen om de positie van kerkelijk werkers te verbeteren. Zo zouden gemeenten meer gebruik moet maken van adviesmogelijkheden. Daarnaast is goede begeleiding een punt van aandacht.
Een mogelijke oplossing om de versnippering van het beroep tegen te gaan, ziet het lectoraat in samenwerking met andere gemeenten. „Op deze manier kan de kerkelijk werker een groter contract worden aangeboden, waardoor de functie aantrekkelijker wordt voor kandidaten. Bovendien kunnen de wijkgemeenten zo de financiële last samen dragen.” Aan de waardering van de functie zou het verbeteren van het carrièreperspectief een bijdrage kunnen leveren. Dat kan bijvoorbeeld door kerkelijk werkers formeel „in de bediening” te stellen of een eigen positie binnen het ambt te geven (binnen de PKN als predikant-vicaris, binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken als evangelist-voorganger en in evangelische gemeenten als junior voorganger).
Het onderscheid tussen academisch en hbo-opgeleide theologen moet helder worden vastgelegd, aldus de onderzoekers.