„Verborgen omgang blijft niet verborgen”
Het Sanhedrin, schrijft Lukas in Handelingen 4:13, „kende” Petrus en Johannes „dat zij met Jezus geweest waren.” Ds. B. van der Heiden: „De verborgen omgang met God kán niet verborgen blijven.”
De predikant uit Alblasserdam sprak zaterdag het openingswoord uit op de –goed bezochte– sluitingsbijeenkomst van de Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO) van de Gereformeerde Gemeenten, in de kerk aan de Rotterdamse Boezemsingel. Tientallen cursisten kregen hun getuigschrift dan wel cijferlijst uitgereikt.Volgens Handelingen 4 „verwonderden” de oversten der Joden zich over Petrus en Johannes, die daar voor hen stonden, „en kenden hen dat zij met Jezus geweest waren.” Dit woordje ”kennen” houdt meer in dan ”herkennen”, zei ds. Van der Heiden. „Het staat er niet zomaar – zó heeft de Heilige Geest het laten optekenen. Volgens gereformeerde Schriftverklaarders betekent het hier met name ”erkennen”. F. W. Grosheide schrijft dat het gaat om „een min of meer gedwongen erkenning of vaststelling wat de omgang met Jezus voor gevolgen heeft.”
Ds. Van der Heiden: „De omgang met Jezus kán niet verborgen blijven. Dat wordt zichtbaar, merkbaar. Waar heeft het Sanhedrin dat dan aan gemerkt? Aan de liefde van Christus die van het gezicht van Petrus en Johannes afstraalde? Aan hun houding? We weten het niet. Maar de oversten kónden niet anders dan erkennen dat de omgang met Jezus gevolgen heeft.”
In het achterliggende cursusjaar, aldus de predikant, „zijn we bezig geweest met een geopende Bijbel, en hebben we opnieuw over Jezus gehoord. Maar zeg het nu eens eerlijk: wat heeft het voor winst gebracht, in het licht van de eeuwigheid? Zalig om leerling te zijn, of te worden, op die wonderlijke school van de Heilige Geest – waarop je nooit uitgeleerd raakt. Waar je er ook steeds weer achter komt hoe weinig je weet van de grote Inhoud van die hemelse leerstof. Als dat dan de winst is geweest van het afgelopen jaar, heeft de CGO pas echt zijn doel bereikt.”
Koelman
”Schots en scheef”, luidde het thema van het referaat dat ds. C. J. Meeuse hield over het verblijf van Jacobus Koelman in Rotterdam. Na zijn verbanning uit Sluis zocht de predikant (1631-1695) zijn toevlucht in de stad aan de Maas. Ook hier werd hij echter niet geaccepteerd, aldus ds. Meeuse. Tot zijn tegenstanders behoorde de predikant Franciscus Ridderus.
Het verdriet bleef Koelman in Rotterdam niet bespaard. Zo overleed zijn vrouw, Anna Hus, en bleef hij kinderloos achter.
Meestal kerkte Koelman in de Schotse vluchtelingengemeente – vandaar de aanduiding ”Schots” in de titel van ds. Meeuses lezing. Daarnaast hield hij gezelschappen aan huis. Uiteindelijk zette de Rotterdamse magistraat hem de stad uit als „ongewenste vreemdeling.” Predikanten van de Schotse kerk waren ontsteld.
Was Koelman „scheef” waar het ging om zijn opvattingen over de formulieren, feestdagen en gezelschappen? De manier waarop hij, onder andere, in Rotterdam werd behandeld, was misschien nog veel schever. Ds. Meeuse: „Wellicht is het daarom beter om niet te spreken over Schots en scheef, maar over Schots of scheef.”