Buitenland

Politiek geweld Guatemala even erg als in jaren ’80

De Verenigde Naties en de Internationale Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) moeten zich gaan bemoeien met de mensenrechten in Guatemala. Dat zegt Sergio Morales, de ombudsman voor de mensenrechten in Guatemala.

IPS
17 January 2003 20:46Gewijzigd op 14 November 2020 00:04

Het kan zo niet verder, meent Morales. De huidige regering onderneemt niets tegen de golf van politiek geweld die het land sinds een jaar teistert. Het ’democratische’ Guatemala glijdt af naar een niveau van voor de jaren ’80.

Afgelopen donderdag riep de ombudsman op tot de oprichting van een internationale commissie om de golf van geweld en intimidatie te onderzoeken. Morales’ bureau kreeg het afgelopen jaar een afschrikwekkend lange lijst binnen van klachten over ontvoeringen, aanslagen en doodsbedreigingen. Het geweld van de jongste maanden is gericht tegen mensenrechtenactivisten, rechters, magistraten, agenten, advocaten, parlementariërs, politici, journalisten en inheemse leiders.

In een gezamenlijke verklaring betuigden diverse Amerikaanse mensenrechtenorganisaties deze week hun steun aan de oproep voor een internationaal onderzoek. Amnesty International USA, Human Rights Watch (HRW), Washington Office on Latin America (WOLA) en het Lawyers Committee for Human Rights (LCHR) vinden dat het de plicht is van de VN en alle andere partijen die betrokken zijn bij de toepassing van het vredesakkoord van 1996 om zich te bemoeien met de mensenrechten in Guatemala.

Wie er verantwoordelijk is voor het geweld, is duidelijk voor de mensenrechtengroepen. De ontvoeringen, aanslagen en bedreigingen zijn het werk van groepen die „nauw verbonden zijn met de huidige en voormalige leden van de veiligheidsdiensten.” Ook president Alfonso Portillo heeft boter op het hoofd: zijn regering slaagt er niet in de daders te vinden en creëert zo een klimaat van straffeloosheid.

Met de mensenrechten in Guatemala gaat het opnieuw bergafwaarts sinds 1998. De vredesinspanningen leidden toen tot een onderzoek naar de wreedheden begaan tijdens de 36 jaar durende burgeroorlog. Toen het onderzoek van de mensenrechtenorganisaties en de Rooms-Katholieke Kerk de moordpartijen tegen de mayagemeenschappen (in de jaren ’80, onder voormalig president Efraín Ríos Montt) in het vizier kregen, kwam het tot een golf van intimidaties en geweld.

De brutale moord op de katholieke bisschop Juan Gerardi, die dood werd geslagen in zijn garage, net twee dagen nadat hij het eindrapport van de waarheids- en verzoeningscommissie had afgeleverd, was daarbij een triest hoogtepunt. In het rapport werden het Guatemalteekse leger en de daarmee gelieerde ”civiele verdedigingspatrouilles” van Ríos Montt verantwoordelijk gesteld voor 80 procent van de moorden tijdens de oorlog. Ríos Montt is nog steeds een machtige figuur in de regerende partij. Hij hoopt Portillo op te volgen na de presidentiële verkiezingen in november.

De opsomming van intimidaties en geweldplegingen wijzen in de richting van oude bekenden. In februari werd een gebouw in de as gelegd in Nebaj dat documenten bevatte over de moord op Gerardi en forensische resultaten uit massagraven uit de jaren ’80. Een maand later ontving Alvaro Ramazzini, de bisschop van San Marcos, doodsbedreigingen. Eind april werd Guillermo Ovalle de León van de Stichting Rigobertu Menchú Tum doodgeschoten in een restaurant in Guatemala-stad, kort nadat hij doodsbedreigingen had ontvangen. De stichting had verschillende klachten ingediend tegen topmilitairen en Ríos Montt wegens genocide.

In mei verlieten vier forensisch antropologen het land na doodsbedreigingen. In de zomer, tijdens het bezoek van de paus aan Guatemala, werden er schoten afgevuurd op het gerechtsgebouw waar de zaak-Gerardi werd gevonnist. In september werd Manuel García de la Cruz, een lid van de nationale federatie van Guatemalteekse weduwen, vermoord; hij werd onthoofd en zijn oren, neus en ogen werden geamputeerd. De laatste maanden van 2002 volgden er meer doodsbedreigingen tegen boeren- en vakbondsleiders. Op 9 oktober werd Antonio Pop Caal, een advocaat en activist voor de mayazaak, ontvoerd. Twee inheemse leiders werden in november vermoord in Izabal. Vorige maand werd er herhaaldelijk geschoten op de activist Amilcar Méndez, kort nadat die de procureur-generaal bewijsmateriaal leverde over de ontvoering van Pop. Pops lichaam werd vijf dagen later teruggevonden in een gracht bij de luchthaven van Coban.

„Geen enkele van die incidenten werd afdoende onderzocht door de Guatemalteekse overheid”, zegt Geoff Thale, Guatemala-specialist bij WOLA. „De angst die de bedreigingen en aanvallen veroorzaken, is vergelijkbaar met de donkerste dagen van de jaren ’80.” De Guatemalteekse mensenrechtenorganisaties pleegden begin dit jaar overleg met de regering, maar ze stapten op na de derde vergadering, omdat het geweld erger werd. De regering stelde inmiddels een speciale rechercheur aan, maar van hem werd geen nieuws meer vernomen.

De oprichting van een prestigieuze internationale commissie met ervaren internationale experts is volgens veel betrokkenen de enige uitweg. In 1993 werd een gelijksoortig initiatief genomen, met redelijk succes. Na een korte opstoot van politiek geweld slaagde de Grupo Conjunto erin om de aanvallen terug te brengen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer