Media en familiedrama’s
Niet overal ter wereld hebben media het zo makkelijk als in Nederland. Twee weken geleden vertelde de hoofdredacteur van Moscow News op een dagbladencongres over z’n voorgangers. De eerste hoofdredacteur van deze Russische krant werd in 1937 geëxecuteerd, een jaar later kwam diens opvolger om in de kelders van de geheime dienst en de derde overleed in 1951 in een kamp in Siberië.
Van die kant bezien, is de vrijheid van drukpers een groot goed. Media moeten kunnen zeggen en schrijven wat ze willen, zo luidt artikel 7 van de Nederlandse Grondwet vrij vertaald. Van die ruimte maken krant, radio, tv en internet gretig gebruik.Het wetsartikel over de persvrijheid dateert al uit 1815. Sindsdien is het medialandschap een stuk veelkleuriger geworden. De concurrentiedruk, de beeldcultuur en de moderne media hebben daar een element aan toegevoegd dat de wetgever destijds niet voorzag: media onderscheiden zich graag door hun lezers te prikkelen.
Daardoor is de grens tussen de journalistieke ‘plicht’ om te informeren en de drang naar sensatie flinterdun geworden. Waar de ene redactie, terecht, aarzelt bij foto’s van slachtoffers van het Koninginnedagdrama, zal een ander medium ze paginagroot meenemen. Over deze dilemma’s bestaan geen afspraken, zoals er ook maar weinig andere regels zijn die het journalistieke werk beperken.
Het pleidooi van CU-Kamerlid Voordewind voor een mediacode rond familiedrama’s lijkt daarom niet erg kansrijk. Voordewind heeft zich geërgerd aan de manier waarop de pers omging met de tragische dood van in totaal acht personen in Zwijndrecht en Almere. Hij is ervan overtuigd dat media-aandacht het risico op navolging vergroot en roept enkele ministers op een gedragscode te ontwikkelen.
Het antwoord is voorspelbaar: zo’n code komt er niet. Helaas, maar media laten zich niet graag ringeloren. Terwijl er dit keer niet alleen een goede aanleiding voor is, maar ook een precedent: het is een ongeschreven regel dat de pers zeer terughoudend bericht over zelfdodingen. Vanzelfsprekend, omdat ook hier geldt dat zelfmoord soms ‘besmettelijk’ is, zoals de Ivonne van de Ven Stichting het uitdrukt. Deze stichting heeft al een keurige richtlijn geschreven voor media, die met een kleine aanpassing ook geschikt is voor familiedrama’s. Het zomaar publiceren van een afscheidsmail, zoals weblog GeenStijl recent deed, is daarmee zeker in strijd.
Het is daarom jammer dat de Raad voor de Journalistiek Voordewinds oproep zo gemakkelijk terzijde heeft geschoven, met het verweer dat het maar de vraag is of deze informatie kopieergedrag bevordert. Dat is rond geweld in de media en spelletjes ook jarenlang beweerd. Er bestaat echter nauwelijks twijfel over dat juist een kleine groep in de samenleving bijzonder kwetsbaar is voor berichten over suïcide of collectieve familiemoord, zeker als die veel details bevatten of romantisch worden voorgesteld.
Een code komt er niet en zelfregulering werkt tot nu toe kennelijk onvoldoende. Dan is er nog maar één ding dat kan helpen: klachten van lezers, bezoekers en kijkers. Maar helaas tonen bezoek- en kijkcijfers aan dat die er juist van smullen.