Boeddhisme vraagt geen buigen voor Verlosser
De belangstelling voor de dalai lama laat zien dat het boeddhisme populair is in Nederland. Drs. Pieter van Kampen ziet er een bewijs in dat mensen spiritualiteit zoeken, maar wel graag in een vorm die niet vraagt te buigen voor een Verlosser.
Nadrukkelijker dan anders was de dalai lama bij zijn bezoek aan Nederland een religieus leider die aandacht vroeg voor zijn boodschap. Hij blijft als strijder voor de vrijheid van zijn geknechte volk een opmerkelijke en markante figuur die ik veel sympathie toedraag. Voor christenen, die ook zijn leer horen te beoordelen, zijn bij die boodschap veel vragen te stellen.Dat betreft als eerste de leer en levenspraktijk van het Vajrayana oftewel het Tibetaanse boeddhisme. Dat zit vol met occulte praktijken en leringen; we hoeven niet veel verder te kijken dan Deuteronomium 18 om te zien dat dit zaken zijn die God met nadruk verbiedt.
Toverij, magie, omgaan met geesten, allemaal vallen ze onder Gods nadrukkelijke verbod, maar in Tibet en heel het Himalayagebied horen ze tot de standaard praktijken. De zo rustig en vredig ogende dalai lama onderwijst ook in visualisatietechnieken, het creëren van je eigen werkelijkheid, op een wijze die eerder hoort bij tovenaars als Simon of Elymas dan je vindt bij de apostelen, die zojuist Gods Geest ontvangen hebben.
Nu wordt gezegd dat het Tibetaanse boeddhisme sterk afwijkt van de oorspronkelijke leer van de Boeddha en dat denk ik persoonlijk ook. Er schuilt hindoeïsme in, animisme, sjamanisme en ga zo maar door. Laten we het dus hebben over de officiële leer, zoals prins Gautama Siddharta die bracht na zijn geclaimde verlichting, zo’n 25 eeuwen geleden.
De Boeddha wordt de verlichting deelachtig en ontvangt superieure kennis en inzicht, kennis van de Uiteindelijke Werkelijkheid. Hij constateert dat het leven gekenmerkt wordt door lijden, frustratie, vruchteloosheid. Die alles doortrekkende realiteit wordt veroorzaakt door onze ik-gerichtheid. We moeten loskomen van onszelf, ons onthechten, en liefde en genegenheid tonen voor al wat leeft, groeit en bloeit.
Hier en nu
Dat is een ethiek waarvoor je als christen respect kunt hebben, een zienswijze die veel aandacht geeft aan het milieu. Er zit veel aansprekends in, dat ver uitstijgt boven het platte, oppervlakkige zoeken van plezier van veel westerse tijdgenoten. Met enige goede wil kan men zijn leer vergelijken met die van de Prediker in het Oude Testament.
Dat gezegd hebbend constateer ik echter ook het volgende. De Boeddha is van mening dat we ons moeten richten op het hier en nu, op de ethiek die nu gevraagd wordt. Hij laat zich niet of nauwelijks uit over (een) God of goden, eeuwigheid of hiernamaals. Dat is allemaal niet aan de orde.
Bij Christus, die andere ”grote Meester”, merk ik een allesoverheersend besef dat God er is! Dat Hij een Persoon is, dat Hij Vader is, dat Hij luistert en spreekt, dat Hij reageert, dat Hij zich verheugt of Zich ontzet, dat Hij barmhartig en bewogen is. Dat we ten diepste alleen met Hem te maken hebben. Bij de Boeddha hoor ik over die God in het geheel niet.
Waar de Boeddha een weg van zelfverlossing predikt –ieder moet zelf het Pad gaan en zijn/haar goede karma bewerken– merk ik bij Christus nooit enig optimisme over de mens. Hij is van mening dat niemand goed is dan God alleen. Gods wezen is de ene absolute maatstaf van goedheid, zuiverheid en integriteit. We kunnen ons afvragen of het Bijbelse woord ”zonde” en het boeddhistische begrip ”begeerte” wel geheel samenvallen.
De Heere Jezus zegt nergens dat mensen zelf met God in een harmonieuze relatie kunnen komen. Juist daarvoor is Hij gekomen. Opdat wij verlost zullen worden.
Lazarus
Laten we dieper kijken. Wat betekent dat in de praktijk? In een bekend boeddhistisch verhaal horen we over Kisagotami, een jonge moeder, die haar zinnen verliest door de dood van haar kind. Ze brengt haar dode kind naar de Boeddha, met de vraag of hij het kan genezen. Deze zegt: „Om het kind te kunnen genezen heb ik wat papaverzaadjes nodig; ga en vraag om vier of vijf papaverzaadjes uit een huis waar de dood nog nooit is binnengekomen.” De vrouw vertrekt, maar zoekt zo’n huis tevergeefs. Terug bij de Boeddha begrijpt ze de betekenis van zijn woorden. Ze begraaft haar kind en wordt volgeling van de Boeddha.
Aanvaard het lijden, is de boodschap. Maar wat zegt Christus? Johannes 11 vertelt een heel ander verhaal. Christus accepteert de aanwezigheid van de dood niet. Hij blijkt in staat zijn vriend Lazarus uit de doden terug te halen, evenals de jongeling in Naïn. Waar de Boeddha steeds zegt: „Laat los”, „Ontdoe je van banden en relaties”, lezen we van Hem: „En Hij gaf hem aan zijn moeder” (Luk. 7:15).
Maar wellicht het diepste verschilt blijkt als je kijkt naar de Boeddha en naar de Christus. De een oogt vredig, heeft genoeg aan zichzelf. Dat trekt ons onrustige westerlingen zeer aan. De Ander heeft de ogen wijd opengesperd, hangt aan een kruis, klauwt aan de spijkers. Hij is niet tot rust gekomen. Verre van dat…
De een is losgekomen van de wereld, stijgt op naar hogere geestelijke zones, ingekeerd. De ander is neergedaald, heeft zich verbonden met de mensheid, heeft de gestalte van een mens, een slaaf aangenomen. Hier zien we de heerlijkheid van God in het gekwelde aangezicht van de Verlosser.
Wie zullen we kiezen? De gestalte van de Boeddha wordt populairder in Nederland. Veel mensen zoeken spiritualiteit, maar wel graag in een vorm die niet vraagt te buigen voor een Verlosser, iemand die wij nodig zouden hebben. Is die spiritualiteit een bondgenoot van het Evangelie? Ik betwijfel het.
Voor christenen is dit echter wel reden om ernstig studie te maken van deze wereldreligie met haar eigentijdse aantrekkingskracht. Naar alle kanten moeten we immers bereid zijn verantwoording af te leggen van de hoop die in ons is.
De auteur is Nederlands gereformeerd predikant te Vlaardingen en schreef een boekje over christelijk geloof en boeddhisme.