Christelijk aanbod aan een onethische overheid
Nog niet zo lang geleden beëindigde ik een prekenserie over het Bijbelboek Jona. Toen ik toegekomen was aan het slotvers van Jona, vielen mij de laatste drie woorden op: „En Ik zou die grote stad Ninevé niet verschonen? Waarin veel meer dan honderd en twintig duizend mensen zijn die geen onderscheid weten tussen hun rechterhand en hun linkerhand; daartoe veel vee?” Op een wijze als nooit tevoren zag ik dat God bewogenheid kent met dieren.
Natuurlijk wist ik dat wel voorwerpelijk, maar het was op mij nog nooit zo aangekomen als toen. Vanuit het slot van Jona komt de rol die beesten bij de bekering van Ninevé toegekend wordt, in een heel ander perspectief te staan dan men op het eerste gezicht zou veronderstellen.Die indruk vanuit het Woord was voor mij beschamend. Immers, theologisch ligt Gods liefde tot dieren voor de hand. Zij zijn onderdeel van Zijn schepping. Zou God Zijn eigen schepping niet liefhebben? Als Hij dat niet zou doen, zou Hij Zichzelf verloochenen.
Deze constatering heeft uiteraard de nodige consequenties voor de mens als geschapen naar het beeld van God. Als zodanig is de mens per definitie een liefhebber van dieren en van de hele schepping. Christen-zijn heeft alles te maken met de houding ten opzichte van de natuur, het milieu en de dierenwereld.
Probleem
Dan maar lid worden van de Partij voor de Dieren? De geciteerde tekst uit Jona laat dit niet toe. Immers, daar gaat liefde tot kleine mensjes die van niets weten vooraf aan liefde tot de dieren. En van een principieel antiabortusstandpunt van genoemde partij is mij nog nooit iets gebleken.
Toen ik na de dienst waarin het laatste vers van Jona aan de orde was gekomen, met een kerkenraadslid die schipper is naar huis wandelde, legde die mij het volgende probleem voor. Door nieuwe regelgeving mag een schip per week niet meer dan 5 procent van het totale jaarquotum voor kabeljauw aanvoeren. Een schipper die dit toch doet, wordt zeer streng gestraft. Die mag het jaar daarop minder dagen naar zee. Dus iedereen kijkt wel uit.
Het probleem is echter dat de natuur niet in economische tabellen te vangen is. De overheid kan wel de strakke norm van 5 procent aan bijvangst van kabeljauw hanteren, maar een schip kan zomaar 7 of 9 procent in de netten naar boven halen. Het is zelfs nog erger. Zoals voor meer dieren geldt, is de kabeljauw een kuddedier en dit wil zeggen dat hij in scholen zwemt. Zonder dat een schipper erop uit is, kan hij wel eens, als hij midden in zo’n school terechtgekomen is, zo’n 15 procent of meer opvissen. Wat moet hij in dat geval doen?
Overboord
Er zit bij de huidige wet- en regelgeving maar één ding op: de kabeljauw teruggooien in zee. Nu zou dat geen probleem vormen, ware het niet dat de vis meestal al dood is. Zelfs in het geval dat de gevangen kabeljauw nog levend overboord gezet wordt, overleeft die het niet. Zo’n vis is in korte tijd van zo’n 40 tot 50 meter diepte opgehaald. De zwemblaas van het dier kan het daarmee corresponderende drukverschil niet aan. Zo’n opgehaalde vis is te allen tijde ten dode opgeschreven. Dus kabeljauw overboord zetten om die te laten leven, kan niet. Conclusie: ’s zondags geeft de visserman in de kerk voor de honger elders in de wereld en door de week moet hij veel kostelijk voedsel gewoon dumpen. Dit laatste op last van de overheid.
„Dominee, u kunt mooi over dierenliefde en zorg voor het milieu preken, maar zegt u mij nu maar eens wat ik concreet moet doen als ik 7 procent bijvangst heb?” Uiteraard is iedere niet-vissende lezer van dit stukje nu sceptisch en denkt bij zichzelf: „De oplossing is natuurlijk dat de vissers alle bijvangst verkopen en de opbrengst daarvan in eigen zak steken.” Vissers hebben nu eenmaal in ons land geen goed imago: een stelletje wetsovertreders die alleen het leegvissen van de zee en het volscheppen van hun eigen portemonnee voor ogen hebben.
Laat dat kerkenraadslid mij nu vertellen dat vanuit de visserij de volgende oplossing voor het gesignaleerde probleem is aangedragen: de te veel gevangen kabeljauw wordt verkocht en de opbrengst gaat naar een goed doel! Dit lijkt mij een voorstel waaraan alleen maar positieve kanten zitten. Met zo’n regeling wordt de bijvangst beperkt. Immers hoe meer bijvangst, hoe lager de prijs. De visserman kijkt wel uit om zijn eigen portemonnee leeg te vissen. Goede doelen zijn ermee geholpen. En een christelijke visserman is verlost van het hem tegen de borst stuitende werk om kostelijk voedsel als afval te dumpen.
Overheid
Vissers hebben het er soms naar gemaakt dat de overheid hen nauwlettend in de gaten houdt en de overheid prikkelt de visserij door absurde regelgeving. De genoemde suggestie biedt een Bijbelse uitweg uit een impasse en geeft de overheid de mogelijkheid om onethisch gedrag te voorkomen. Als de laatste ergens haar goede wil kan tonen, dan hier, lijkt mij.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar aan de VU te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk. Reageren aan scribent?goedbekeken@refdag.nl.