Congres nuanceert omgang erfenis Calvijn
Was Calvijn de grondlegger van de gereformeerde orthodoxie? Geen vreemde vraag, zo is donderdag in Dordrecht gebleken tijdens een symposium over ”De receptie van Calvijn en zijn theologie in de gereformeerde orthodoxie”. Er is ongetwijfeld invloed van Calvijn op de na-Calvijnse orthodoxie, ook op de Dordtse synode, maar een isgelijkteken plaatsen is historisch onverantwoord, bleek op het congres.
Een internationaal gezelschap van theologen uit verschillende landen werkte het thema donderdag en vrijdag uit aan de hand van theologen zoals Vermigli, Zanchius, Maccovius, Voetius, Coccejus, Oomius, Leydecker en Witsius. Tijdens het congres in de lutherse Trinitaskapel werd een project gepresenteerd dat in de toekomst moet leiden tot een wetenschappelijke editie van de acta en andere documenten rond de Synode van Dordrecht.De vraag naar de continuïteit en discontinuïteit tussen Calvijn en de latere gereformeerde orthodoxie is al enkele decennia punt van discussie, zo betoogde prof. Carl Trueman (Westminster Theological Seminary, VS) – zijn bijdrage werd vanwege zijn afwezigheid door een ander uitgesproken. De laatste drie decennia staan in het teken van de continuïteitthese. Daar had Trueman op zich geen bezwaar tegen, maar nieuw onderzoek is volgens hem meer geneigd om teksten in een historische context te verstaan.
Calvijns theologie was volgens Trueman niet oorspronkelijk, omdat zijn gedachtegoed voortbouwde op de traditie vóór hem. Zo stond Calvijn in een antipelagiaanse traditie, die niet alleen terugging op Augustinus maar ook een levende beweging was gedurende de middeleeuwen.
Zes verwijzingen
Prof. Donald W. Sinnema (Chicago) stelde dat Calvijn geen directe invloed uitoefende op de Dordtse synode. In numerieke zin was de helft van de verwijzingen in de acta van de synode afkomstig van Augustinus en andere kerkvaders, slechts zes verwezen naar de Reformatie en de periode daarna. Volgens Sinnema stempelde Calvijn de Synode van Dordt, maar hij was daarin slechts een van de velen. En die velen waren vooral de na-Calvijnse theologen. Tussen Calvijn en de Synode van Dordrecht is een „leerstellige ontwikkeling” geweest, aldus Sinnema. „Vooral vanwege nieuwe polemieken, zoals met rooms-katholieken, lutheranen en remonstranten, en een scholastieke tendens naar precisering in analyse, kwamen nieuwe onderwerpen naar voren die bij Calvijn niet speelden.”
Sinnema noemde de kwestie van supra-infra, de vraag voor wie Christus gestorven is, en het onderscheid tussen de algenoegzaamheid en de kracht van de dood van Christus. „Omdat enkele onderwerpen bij Dordt pas een zaak van discussie waren na de tijd van Calvijn, is het onrealistisch en anachronistisch te verwachten dat Calvijn zich hierover uitgelaten zou hebben of dat hij van invloed zou geweest zijn op bepaalde formuleringen van Dordt.”
Calvijn is ook niet de directe oorsprong van de vijf ”points of calvinism”. Deze zogeheten Tulipformulering is volgens Sinnema een ongenuanceerde oversimplificatie en vervorming van Calvijns gedachtegoed, zelfs van de canones, met name op het punt van de totale verdorvenheid en de onwederstandelijke genade.
Dr. William den Boer (Theologische Universiteit Apeldoorn) behandelde de relatie van Arminius tot Calvijn. Hoewel Arminius Calvijn zeer waardeerde, kritiseerde hij zijn visie op Gods verhouding tot de zonde. In Arminius’ ogen werd God in de optiek van Calvijn, Beza en andere tijdgenoten de auteur van de zonde, althans zij konden deze conclusie niet ontwijken, hoezeer zij die ook publiekelijk tegenspraken. Arminius was op dit punt zo fel tegen Calvijn omdat hiermee Gods liefde tot de gerechtigheid op het spel stond.
Volgens Arminius moet de wil niet alleen vrij zijn van dwang, maar ook zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen voor zijn eigen daden. Tegelijkertijd handhaafde Arminius het feit dat de wil na de zondeval niet in staat is om het goede te kiezen. Den Boer keerde zich tegen de Amerikaanse theoloog Richard Muller, die stelde dat Arminius niet gereformeerd en zelfs synergistisch (genade en vrije wil zijn gelijkwaardig, red.) zou zijn, althans volgens de confessionele normen van de Nederlandse kerk. Volgens Den Boer vergeet hij Arminius’ eigen sterke afwijzing van het pelagianisme en de vele citaten waaruit blijkt dat Arminius God en Zijn genade beschouwt als de enige oorzaak van de verlossing. Arminius was overigens niet de enige theoloog die op het punt van de vrije wil en de mogelijke consequentie van God als auteur van de zonde, kritiek op Calvijn had. Behalve lutherse en roomse theologen verschilde ook Heinrich Bullinger op dit punt van mening met Calvijn. Kortom, dergelijke kritiek op Calvijn maakt Arminius niet tot een on- of antigereformeerd theoloog, aldus Den Boer.
Dr. A. Vos (Leuven, Utrecht) benadrukte de waarde van de academische theologie zoals die vanaf de middeleeuwen aan de Europese universiteiten beoefend werd. Het ging in dit academische dispuut om de waarheid. „De waarheid telt, niet wat wij ervan vinden. We kunnen niet leven zonder waarheid, die in Jezus Christus gelegen is. Waarheid staat tegenover wishful thinking, alleen de waarheid maakt vrij en gelukkig.” Vos staat bekend als een fervent liefhebber van de scholastiek vanaf de middeleeuwen. „De scholastiek is nooit weersproken, maar vergeten”, opperde hij. „Daarom zullen we die weer moeten ontdekken.”