Opinie

Blaas de triangel nieuw leven in

De ”triangel” van gezin, kerk en school is geen gepasseerd station, stelt drs. Wim Polinder in een reactie op dr. Jos de Kock (”Opvoeder moet identificatiefiguur zijn”, RD van 27 mei). De geloofsopvoeding moet niet aansluiten bij de autonomie van jongeren, maar het uitgangspunt nemen in Schrift en belijdenis.

4 June 2009 09:20Gewijzigd op 14 November 2020 08:03
„Vanuit de Schrift en de gereformeerde belijdenis moeten we proberen een vertaalslag te maken naar jongeren die leven in 2009 om hun duidelijk te maken dat de boodschap van de Schrift ook betekenis heeft voor het leven van nu.” Foto RD, Sjaak Verboom
„Vanuit de Schrift en de gereformeerde belijdenis moeten we proberen een vertaalslag te maken naar jongeren die leven in 2009 om hun duidelijk te maken dat de boodschap van de Schrift ook betekenis heeft voor het leven van nu.” Foto RD, Sjaak Verboom

De lezing van Jos de Kock over de geloofsontwikkeling van christelijke jongeren vraagt om een reactie. In het RD van 28 mei is mijn reactie tijdens de studiedag al in het kort aan de orde gekomen. Ik zet mijn drie belangrijkste punten hieronder nader uiteen.In de eerste plaats stelt De Kock dat de religieuze identiteitsontwikkeling van jongeren gestempeld wordt door de moderne cultuur waarin ze leven. Christenjongeren zijn gericht op autonomie en vrijheid, ook op religieus terrein; ze hebben weinig met traditie. De keerzijde hiervan is een toenemende behoefte aan geborgenheid en zin. De Kock pleit voor wat hij de ”identificatiebenadering” noemt en neemt afstand van de overlevingsstrategie: de ”triangel” van gezin, kerk en school. Binnen de identificatiebenadering staat het aansluiten op de leefwereld van de jongeren centraal. Het leven van de jongeren wordt als uitgangspunt genomen voor de geloofsopvoeding, meer dan de leer.

Daar zit voor mij een van de pijnpunten van zijn betoog. Is dat geen gevaarlijke benadering? Om het concreet te maken: stel dat ik het afgelopen catechisatieseizoen alleen datgene aan de orde had gesteld vanuit de Nederlandse Geloofsbelijdenis wat aansluit bij de leefwereld van jongeren, dan had ik vermoedelijk een dun belijdenisgeschrift overgehouden. Dat bepaalde inhouden van de Schrift weerstand oproepen en helemaal niet aansluiten bij „de autonome geloofsontwikkeling” van jongeren, is mijns inziens inherent aan het Evangelie. Het spreken Gods komt van de andere kant. Dat staat haaks op de behoefte aan autonomie.

Het is daarom beter om te vertrekken vanuit de Schrift en de gereformeerde belijdenis. Vanuit die inhouden moeten we proberen een vertaalslag te maken naar jongeren die leven in 2009 om hun duidelijk te maken dat de boodschap van de Schrift ook betekenis heeft voor het leven van nu.

Noodrem

Een ander pijnpunt is dat De Kock stelt dat de triangel gezin, kerk en school een gepasseerd station is om aan de vragen van de jongeren naar geborgenheid en zin tegemoet te kunnen komen. De overlevingsstrategie zorgt volgens hem voor isolement in plaats van geborgenheid en onderkent de op (geloofs)autonomie gerichte christenjongere niet als realiteit. Dat laatste is trouwens de vraag: je kunt iets onderkennen als een gegeven, maar op grond van een bepaalde visie er juist niet bij aansluiten. Maar dat terzijde.

Waar het mij vooral om gaat, is dat De Kock aan dit station veel te snel voorbijgaat; daarom trek ik aan de noodrem. De trein komt tot stilstand bij het station ”Driestar educatief”. Het embleem van de Driestar is ook een triangel: gezin, kerk en maatschappij, met in het midden de school. De oprichters hebben duidelijk ook de maatschappij erbij willen betrekken. Jongeren dienen toegerust te worden om straks te kunnen functioneren in de samenleving.

De Kock betoogt dat geborgenheid gevonden wordt in een gemeenschap en dat de triangel gezin, kerk en school deze geborgenheid niet meer kan geven omdat deze niet meer intact is en dus geen gemeenschap meer vormt. Maar, zo vraag ik mij af, kan een jongere geen geborgenheid ervaren in het gezin of een gemeente wanneer hij bij voorbeeld op een niet-christelijke school zit?

Bovendien, waar kan beter tegemoetgekomen worden aan de behoefte aan geborgenheid en het zoeken naar zingeving dan in de kerkelijke gemeente en in het gezin? Ik zou dat niet zomaar willen opgeven en het zien als een gepasseerd station. Integendeel. Ik zou een pleidooi willen voeren voor een geestelijke revitalisering van de triangel. Prof. Van de Donk, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, zei onlangs op een congres: „Niet de ontzuiling is de grootste bedreiging voor het reformatorisch onderwijs maar de ontzieling!”

Geestelijke dimensie

Ten slotte, de verhandeling van De Kock is vooral godsdienstsociologisch getint. Daarmee reduceer je de werkelijkheid, omdat de godsdienstsociologie zich vooral bezighoudt met uiterlijk waarneembaar gedrag. Ik mis node een geestelijke dimensie in het verhaal. Te midden van alles wat op onze jongeren en hun opvoeders afkomt, blijven de beloften van onze trouwe Verbondsgod staan.

Dan denk ik aan Psalm 72: „Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht”; en aan Psalm 22: „Het zaad zal Hem dienen; het zal de Heere aangeschreven worden, tot in geslachten!” Aan de ene kant hebben we onze uiterste best te doen om te proberen de boodschap van het Evangelie af te stemmen op onze jongeren, aan de andere kant bevrijdt dit ons van een stuk krampachtigheid.

De auteur is docent godsdienst aan hogeschool Driestar educatief.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer