Glad ijs, bloedarmoede en modderbeestjes
FNV-voorzitter Agnes Jongerius somde woensdag –op het verjaardagsfeestje van de RMU– een reeks overeenkomsten op tussen FNV en RMU. Zo zag ze een link tussen zondagsrust en staken.
Jubileumcongres RMU laat iets zien van wat er in de polder leeft De Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU) belegde gisteren een jubileumcongres vanwege het 25-jarig bestaan. Onderwerp was ”De waarde(n) van de overlegcultuur”. Behalve Jongerius spraken Roel Kuiper (lector samenlevingsvraagstukken en Eerste Kamerlid) en Peter Schalk (raad van bestuur van de RMU). Daarna debatteerden ze met elkaar.
Hoewel ze besefte zich „op glad ijs” te begeven, sloot Jongerius haar speech af met een „korte theologische beschouwing over de zondagsrust.” Ze noemde het Hebreeuwse woord ”shavat”, dat stoppen betekent, en dan vooral stoppen met werken. „Het moderne Hebreeuwse woord voor staking, ”shevita”, heeft dezelfde etymologische herkomst. Nu weet ik dat de RMU tegen staken is, maar elke week legt u wel uw werk neer.” Jongerius’ conclusie: RMU’ers putten energie uit dit ‘staken’, en op die manier „delen FNV en RMU de opvatting over het belang van de zondagsrust.”
De toespraak van Jongerius –met als titel ”Wat bezielt de FNV?”– paste bij aanhangers van een harmoniemodel: hij klonk harmonieus en vriendelijk. Wat niet wil zeggen dat ze kritiekpunten niet noemde. Dat de RMU zowel werkgevers als werknemers vertegenwoordigt, kan ze nauwelijks begrijpen: „Wij zitten graag met werkgevers aan één tafel, maar bij onderhandelingen wel graag tegenover elkaar en niet naast elkaar, laat staan op één stoel.” Ook mist ze aandacht voor werknemers buiten Nederland. „Mijn vraag is of men van een christelijk geïnspireerde organisatie niet meer bekommernis mag verwachten om de problemen van werknemers in andere delen van de wereld.”
Opvattingen die FNV en RMU delen, gaan over gevoelige zaken als het ontslagrecht en langer doorwerken van ouderen. Verschillen zijn er als het bijvoorbeeld gaat om arbeidsparticipatie door vrouwen en moeders met jonge kinderen.
Historicus, filosoof en politicus Kuiper stelde de rol van de vakbeweging in de samenleving aan de kaak. De overlegcultuur lijdt aan bloedarmoede, aldus Kuiper. „Vakbonden hebben in de afgelopen twintig jaar iets niet goed gedaan. Zij hebben zich teveel blind gestaard op het materiële werknemersbelang. Ook zij hebben gemeend het individu als maat voor alle dingen te moeten nemen.” Intussen bleef collectieve belangenbehartiging achter, vindt Kuiper. Vakorganisaties zouden zich „breed” moeten maken: hun visie moet verder gaan, ze moeten het belang van de hele samenleving op het oog hebben.
Peter Schalk van de RMU stelde eveneens vragen over individualisme, maar dan bij werknemers. Als voorbeeld noemde hij vakbonden die 15 procent loonsverlaging bij TNT voorstelden, in ruil voor behoud van werkgelegenheid. De werknemers wezen dit voorstel af. „Wreekt zich hier het barre individualisme, dat ons ook vanuit de politiek is opgedrongen? Is het gebrek aan solidariteit?”
Tegelijk signaleert hij dat de barre economische tijden werknemers niet tot harde acties aanzetten. „Dat is een complete verandering met 25 jaar geleden. Toen kwamen betogers massaal in beweging na de historische woorden: „Willen we naar de Dam? Dan gaan we naar de Dam!” van de bekende vakbondsleider van de FNV Herman Bode.”
Overleg staat centraler dan ooit, meent Schalk. De laatste maanden was het volgens hem zelfs „de polder boven het parlement”: sociale partners krijgen tot oktober de tijd om met een tegenvoorstel te komen voor het kabinetsbesluit rond verhoging van de AOW-leeftijd.
De polder is het waard om voor te werken, daarover zijn alle drie de sprekers het eens. De FNV doet dat vanuit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties uit 1948. De RMU heeft de Bijbel als uitgangspunt.
Als Schalk het over werken aan de poldercultuur heeft, ziet hij zijn vader voor zich. Die werkte in de Haarlemmermeer als boerenknecht. „Ik herinner me hem, op laarzen in de sloot, met een aparte schop wroetend in de modder. Waarschijnlijk was hij aan het baggeren. Al werkend nam hij de tijd om in de door hem opgeschepte bagger te kijken naar levende wezentjes. Die kregen mijn broer en ik in een glazen potje dat we zorgvuldig vasthielden.”
Maar, terwijl hij lette op het moois, verloor Schalk senior zijn hoofddoel niet uit het oog. „De polder moet onderhouden worden.”