Europese geschiedenis
De afgelopen weken is er flink geruzied over het toekomstige Nationaal Historisch Museum (NHM). Allerlei discussies liepen door elkaar heen.
Moet de historische canon nu wel of niet het uitgangspunt worden in het museum? Is de door de directeuren Erik Schilp en Valentijn Byvanck gekozen locatie in het centrum van Arnhem wel zinvol? Of toch maar liever kiezen voor de ‘oude’ plek naast het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem-Noord? Andere keuzemenu’s zijn Arnhem tegenover Den Haag, kosmopolitisme tegenover versterking van nationaal bewustzijn, museale zelfstandigheid tegenover politieke inmenging, PvdA tegenover CDA.In NRC Handelsblad van vrijdag staat een tekening van Willem van Oranje die pannenkoeken bakt. Vaderlandse geschiedenis en fun gaan hand in hand. Kunstredacteur Bianca Stigter pleit voor een simpele oplossing: zie maar helemaal af van een nationaal historisch museum. Het complete verhaal kun je toch niet vertellen, want het bestaat niet, betoogt ze. En het versterken van historisch besef hoeft niet per se in een nationaal kader te gebeuren. „Het zou mooi zijn als een museum het belang van begrippen als volk en natie deed af- in plaats van toenemen.”
Geschiedenis en musea staan op gespannen voet met elkaar, laat Stigter zien. Ze illustreert dat aan de hand van het British Museum. De beroemde marmeren beelden daar, de Elgin Marbles, werden niet in Engeland gemaakt maar duizenden kilometers verderop, in Athene. Nog steeds behoren de beelden tot de pronkstukken van het British Museum. Maar bepaald Brits kun je ze niet noemen, aldus Stigter. „Het enige Britse eraan is dat het een tijd misschien als Brits gezien zou kunnen worden om kunst uit andere landen te roven.”
Het lijkt me een beetje vroeg in deze fase de afschaffing van het Nationaal Historisch Museum te bepleiten. Afgezien van de blamage die dat zou betekenen voor politiek en museumwereld, is de gedachte van een plek waar de hele landelijk geschiedenis wordt verteld zo vreemd niet.
Ik denk wel dat deze auteur een punt heeft door de relatie tussen geschiedenis en museum te problematiseren. Hoe nuttig zo’n plek ook is, en hoe nuttig historisch besef ook is, het blijkt bepaald geen sinecure „het nationale verhaal” aan een breed publiek te presenteren. Was Willibrord geen Europees missionaris, en Erasmus geen Europees humanist? Ze werkten „toevallig” op de bodem waar later de natiestaat Nederland is ontstaan. Het relativeert het opnemen van deze figuren in een „nationale” canon – afgezien nog maar van de vraag of deze canon wel het uitgangspunt voor het museum gaat worden.
Intussen hoeft er geen tegenstelling gemaakt te worden tussen nationale en Europese identiteit. Volgens de Amsterdamse hoogleraar moderne Europese geschiedenis Michael Wintle, auteur van het binnenkort te verschijnen ”The image of Europe”, is nationale identiteit belangrijk als legitimatie voor staat en regering. „Maar die vorm van identiteit kan bestaan naast andere soorten, die bijvoorbeeld gebaseerd zijn op regio’s, gender, generaties, religies of werelddelen zoals Europa. Een identiteit lijkt op een matrix: het is een geheel en heeft een waarde. Maar binnen de matrix zijn er stukjes die onderlinge relaties hebben en veranderen, zoals bijvoorbeeld de streek waar iemand woont.” Zo bieden de vensters van de Nederlandse canon prima mogelijkheden voor een Europese invulling.
En als de ruzie over het NHM straks achter rug is, komt er misschien wel een Europese rel: moet er eigenlijk geen Europees Historisch Museum komen?
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.