Wenen
Het is onmogelijk voor een mens zijn natuurlijke aandoeningen en genegenheden af te leggen, of hij moet zijn ganse mensheid mede afleggen. In de schepping heeft God deze genegenheden in de menselijke natuur gegeven. Door de val van onze eerste ouders zijn ze ten enenmale verdorven. Door de wedergeboorte door de Heilige Geest worden ze echter verbeterd, maar ze worden niet meer zoals ze eenmaal geschapen waren. Job was een gezegende man Gods, nochtans vervloekte hij in zijn grote benauwdheid de dag van zijn geboorte.Zo dan, de Geest neemt de verdorvenheid van de natuur wel weg, maar niet de natuur zelf, of de natuurlijke bewegingen. David wordt in onze tekst zwaar beproefd. Maakt hij hieruit op dat de Heere hem heeft verworpen en verlaten in Zijn toorn? Nee toch! Hij oordeelt dat het hem goed is dat hij verdrukt is geweest, opdat hij de inzettingen van de Heere zou leren (Psalm 119:71). Ja, zelfs Gods Zoon is om onze zonden door God, Zijn Vader, zo bezocht, dat Hij uit grote benauwdheid heeft moeten uitroepen: „Mijn God, Mijn God, waarom heb Gij Mij verlaten?”
Laat ons dan deze troost gebruiken wanneer wij zien dat de goddelozen voorspoedig leven en alles doen naar wens, tot verdrukking van de vromen.
Johannes Gerhardi à Besten, predikant te Groningen (Gods wraakhand over Davids huis, 1656)