Israël heeft te veel en te weinig zelfvertrouwen
De houding van Israël tegenover van de VS duidt op een overmaat aan zelfvertrouwen, vindt Bert de Bruin. Tegenover de Arabische wereld heeft de Joodse staat daar juist te weinig van.
Tijdens het bezoek van Benjamin Netanyahu aan Barack Obama vorige week sprak de lichaamstaal van de Israëlische premier boekdelen. ”Bibi”, die zichzelf en zijn boodschap normaliter uitstekend voor camera’s en microfoons kan verkopen, voelde zich niet op zijn gemak in het Witte Huis.Hij stond dan ook voor een onmogelijke taak, die hij in feite zichzelf had opgelegd: Amerika concessies te laten doen met betrekking tot Iran zonder daar enige Israëlische concessie inzake de nederzettingen tegenover te stellen. De Likudleider is geen domme jongen. Ik vraag me dan ook af of hij werkelijk geloofde dat hij enige kans van slagen had.
Netanyahu geldt als een protégé van Shamir. Premier Shamir benoemde Netanyahu in 1984 als ambassadeur bij de VN en werd in 1993 door hem opgevolgd als Likudleider. In één opzicht lijkt Bibi hetzelfde te denken als zijn leermeester: de status-quo is zo gek nog niet, het kan zat beroerder, en de tijd werkt in Israëls voordeel.
Dat is ook de teneur van diverse recente rechtse commentaren in de Israëlische dagbladen: “Bibi moet zijn rug rechthouden, en niet aan de Amerikaanse druk toegeven. Wie denken die Amerikanen wel dat ze zijn? We kunnen prima leven met de huidige situatie.”
Initiatief
Die huidige situatie is al jarenlang drie keer niks, zowel voor Palestijnen als voor Israëliërs. Ik kijk om me heen, volg de media, en denk: Leven de fans van de status-quo en ik in dezelfde werkelijkheid? Israël is te klein, en de gevaren die het land –en de rest van het Westen– bedreigen zijn te globaal, omvangrijk en complex, om serieus te denken dat de tijd ooit in Israëls voordeel zal kunnen werken, als het zelf geen initiatief onderneemt.
Tot nu toe hebben Israëlische regeringen vooral op oorlogs- en vredesinitiatieven van anderen gereageerd. Israël heeft nog niet echt bepaald wat voor staat het wil zijn, en de Israëlische regering verkoos tot nu toe meestal diplomatieke onmin met Amerika en Europa boven confrontaties met de kolonisten. De nederzettingen werden zo een prachtig excuus voor de misdaden van veel terroristen en terreurstaten. Hierdoor loopt Israël vaak achter de feiten aan, die grotendeels worden bepaald in Gaza, Beirut, Damascus, en Teheran.
Kijkend naar de twee onderwerpen die Israël de laatste weken –naast het bezoek van Netanyahu aan Obama– het meeste bezig hielden, vrees ik dat de Joodse staat tegelijkertijd lijdt aan een overmaat van en een gebrek aan zelfvertrouwen.
Catastrofe
Zo stelt Israël als absolute voorwaarde voor onderhandelingen met de Palestijnen, dat zij (en de rest van de Arabische en islamitische wereld) Israël als Joodse staat moeten erkennen. Onder Olmert en Livni was zo’n vereiste iets minder absurd, omdat zij tenminste erkenden dat een tweestatenoplossing noodzakelijk is om Israël als Joodse staat te laten voortbestaan.
Wat in mijn ogen uit die eis blijkt is dat Israël nog steeds lijdt aan een chronisch gebrek aan zelfvertrouwen. Een land dat zeker is van zichzelf en van zijn eigen plaats in de wereld hoeft zich niet druk te maken over de vraag hoe buitenstaanders dat land definiëren. Hetzelfde geldt voor de –ondemocratische– pogingen in de Knesset om loyaliteit van de Israëlische Arabieren af te dwingen, onder andere door het herdenken van al-Naqba (”de catastrofe”, de Palestijnse tegenhanger van Israëls Onafhankelijkheidsdag) strafbaar te stellen.
Israël is in alle opzichten sterk genoeg om zich weinig gelegen te laten liggen aan de manier waarop zij die Israël weg wensen de Joodse staat zien. Dat veel Arabieren in Israël en daarbuiten Israëls onafhankelijkheid niet vieren is jammer, doch niet onbegrijpelijk. Toch lijkt een staat die zich bedreigd voelt wanneer een kleine minderheid van zijn inwoners jaarlijks de oprichting van die staat als een ramp herdenkt, zich vooral onzeker te voelen over zijn eigen bestaansrecht en kracht.
Die onzekerheid en dat gebrek aan zelfvertrouwen staan in schril contrast met de gotspe van een piepklein land dat lijkt te denken de machtigste staat ter wereld naar believen te kunnen schofferen. Natuurlijk moet Israël zijn eigen belangen voorop stellen, maar –afgezien van mijn persoonlijke opvatting dat de bezetting Israël in elk mogelijk opzicht meer schaadt dan goed doet– het lijkt mij sterk dat de Joodse staat zijn belangen dient door zijn grootste militaire maecenas en bondgenoot doelbewust tegen de haren in te strijken. Je kunt op je vingers natellen dat Israël daar uiteindelijk een diplomatieke, politieke en ook militaire prijs voor zal betalen.
Gezonde balans
De regering in Jeruzalem zou er goed aan doen te bepalen wat de heuse hoofd- en bijzaken zijn, en wat de werkelijke prijs is die ze in onderhandelingen met de Palestijnen – en voor een goede verstandhouding met Washington– bereid is te betalen. Soms is het zinvol met open oren naar je bondgenoten te luisteren.
Israëls krachten en energie dienen niet aan bij voorbaat kansloze schijngevechten te worden verspild, maar moeten geïnvesteerd worden in voorbereidingen voor het enige werkelijk existentiële conflict dat de Joodse staat zou kunnen bedreigen: dat met Iran. Een gezonde balans van zelfkennis, zelfvertrouwen en realiteitszin is voor Israël letterlijk van levensbelang.
De auteur is historicus. In 1995 emigreerde hij naar Israël.