De onderscheiding heeft voor commando Kroon ingrijpende gevolgen. Hij zal bij officiële gelegenheden met eer worden ontvangen, een plaats krijgen op de voorste rij en regelmatig uitnodigingen ontvangen voor plechtigheden van defensie en aan het hof.Tijdens die bijeenkomsten zal iedereen moeten opstaan als de Bosschenaar binnenkomt. Alleen koningin Beatrix mag blijven zitten, omdat zij grootmeester van de Militaire Willemsorde is.

Kroon is voor een dapperheidsonderscheiding voorgedragen door zowel zijn ondergeschikten als zijn leidinggevenden.

Loyaliteit

Minister Van Middelkoop, die volgens gebruik een speciale commissie opdracht gaf de rechtmatigheid van de voordracht te onderzoeken, zei eerder al „enorm trots” te zijn op helden zoals Kroon. „Het zijn militairen die door hun ongekende persoonlijke moed, hun immense loyaliteit aan de missie en collega’s, maar vooral door hun unieke persoonlijkheid in moeilijke gevechts­omstandigheden de grenzen van het mogelijke overschrijden. Het zijn helden als kapitein Kroon die ervoor zorgen dat wij met zijn allen de Afghaanse bevolking een betere toekomst kunnen bieden.”

Unicum

De uitreiking van de Militaire Willemorde is een unicum. De laatste keer dat de onderscheiding werd toegekend was op 12 juli 1955. Kapitein J. H. C. Ulrici kreeg haar vanwege zijn rol in het verzet (1940-1945) en zijn optreden als militair in Nederlands-Indië. T. E. Spier kreeg de dapperheidsonderscheiding vanwege zijn optreden als militair in Nederlands-Indië.

De laatste –collectieve– Militaire Willemsorde werd op 31 mei 2006 door koningin Beatrix uitgereikt tijdens een plechtigheid op het Binnenhof in Den Haag. De 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade kreeg de Militaire Willemsorde vanwege zijn inzet tijdens de operatie Market Garden in september 1944.

Er zijn nog elf dragers van de Militaire Willemsorde in leven: acht Nederlandse, een Amerikaanse en twee Canadese ridders.

Koning Willem I stelde de Militaire Willemsorde in 1815 in „tot belooning van uitstekende daden van moed, beleid en trouw, bedreven door diegenen, welke, zoo ter zee als te lande, in welke betrekking ook, en zonder onderscheid van stand of rang, Ons en het Vaderland dienen.”