Arglistig
„En zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg.”Psalm 139:24
Nadrukkelijk zijn de woor-den van de profeet Jeremia, wanneer hij tot ieders waarschuwing zegt: „Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?” Onder ”het hart” moeten wij niet verstaan het vlezen hart dat het eerst leeft en het laatst sterft.Men moet daar onder verstaan de ziel van een mens, of de geest met al zijn vermogens van verstand, oordeel en consciëntie. Hiervan wordt terecht gezegd dat het arglistig is. Maar wat de arglistigheid nog meer openbaart, is de bedrieglijkheid van het hart. In het bijzonder het schadelijk en dodelijk zelfbedrog. Dat is die natuurlijke genegenheid van de mens om ook zichzelf jammerlijk te bedriegen in het geestelijke, betreffende zijn eeuwige zaligheid en zich te misleiden ten verderve. Dat gebeurt opzettelijk, of meer onwetend, wanneer men zelf meent rijk en verrijkt te zijn en geens dings gebrek te hebben, terwijl men niet weet dat men arm, jammerlijk en blind is. Men stelt zich zo een weg voor die recht schijnt in veler ogen, maar waarvan het laatste evenwel wegen des doods zijn.
Deze arglistigheid van het hart van de mens is meer dan enig ding.
Joachimus Mobachius,predikant te Den Bosch(”De staat van een uitverkorene”, 1744)