De C-factor onder het nulpunt
Calvijn zelf zou er moe van geworden zijn. Sterker, hij zou zich verzet hebben tegen een nationale herdenking van zijn geboortedag. Zijn levensdevies was ”Terar dum prosim” – Laat ik maar verteerd worden, als ik maar nuttig ben.
Je kunt er inderdaad moe van worden. Al die debatten en bijeenkomsten ter herdenking van de 500e geboortedag van de hervormer van Genève. O zeker, de inhoud van lezingen en van openbare discussies zijn interessant. Datzelfde geldt niet minder voor de vloed aan publicaties over de grote reformator. Stuk voor stuk boeiende boeken. Je krijgt ze in een jaar niet uitgelezen.Toch is het niet onredelijk dat er dit jaar uitgebreid aandacht wordt gegeven aan het werk en de betekenis van Calvijn. Onmiskenbaar heeft hij een stempel gezet op een belangrijk deel van het protestantisme.
Dat de betekenis van Calvijn voor ons land eens nadrukkelijk voor het voetlicht wordt gebracht, is daarom terecht. Niet het minst omdat er nogal wat karikaturen bestaan over Calvijn zelf en over het calvinisme in Nederland.
Ruim vijftien jaar geleden publiceerde de Groninger kerkhistoricus W. Nijenhuis een aardig boekje getiteld ”Hoe calvinistisch zijn wij Nederlanders?” Daarin verzamelde hij een aantal beelden die buitenstaanders hebben van de Nederlandse calvinist. De meest vleiende is nog de bewering dat het woord ”zuinig” in Noord-Nederland een positieve klank heeft, terwijl dat bij de Vlamingen bepaald niet het geval is.
De meesten verbinden het calvinisme met streng in de leer, ijzig star, rigide moralisme; mannen in zwarte pakken die extra rode adertjes bij hun neus hebben vanwege de sterke drank maar die verder elk genot en levensplezier de kop indrukken. En natuurlijk is calvinisme voor duizenden synoniem met een onbeschrijflijk fatalisme als gevolg van de leer van de uitverkiezing.
Portret
Dat alles zouden de Hollanders geërfd hebben van Calvijn, die zelf vaak ook wordt geportretteerd als een strenge, wat zure man. Het is nog altijd een onbeantwoorde vraag waarom er van Luther schilderijen zijn waarop hij vrolijk in zijn gezin musiceert en hartelijk lacht, terwijl Calvijn alleen maar wordt afgebeeld met een donkere blik en samengeperste lippen. Kunstenaars die hem in hun tekeningen naar hun hand zetten, hebben blijkbaar altijd een strenge, stugge Calvijn in hun gedachten. Zou hij werkelijk nooit gelachen hebben?
Wat men ook van het boek van prof. H. J. Selderhuis mag vinden, hij heeft met zijn biografie ”Calvijn, een mens” dit vastgeroeste beeld van Calvijn gecorrigeerd. De hervormer van Genève was een mens van vlees en bloed, die kon genieten van de goede dingen. Al deed hij dat wel in matigheid. Maar of dat zo’n slechte eigenschap is?
Echter, of de bijstelling van het beeld zoals door Selderhuis gedaan helpt, valt te betwijfelen. Vooral in de literatuur en in de media blijken stereotypen en karikaturen vaak diep verankerd te zijn. Zo zelfs dat mensen die niets met calvinisme van doen hebben door schrijvers en journalisten soms worden neergezet als calvinist. Bijna altijd gaat het dan om negatieve zaken als: het opgeheven vingertje, zedenprekerij en somberheid.
Maarten ’t Hart omschreef de Duitse filosoof en socioloog Adorno als „een man die net als Calvijn alle plezier verdacht vond.” Terwijl er tussen de opvattingen van de Duitse denker en de Geneefse reformator een geweldige kloof gaapt. Jan Blokker, jarenlang de gevierde columnist van de Volkskrant, stond bekend om zijn scherpe pen waarmee hij allerlei zaken aan de kaak stelde. Dat leidde ertoe dat de rooms-katholiek Herman Bode hem „een echte calvinist” noemde. „Het zit hem tot diep in zijn merg. Altijd zuur doen, nooit iets goeds zien, het is altijd fout.”
Borrel
Het zou winst zijn als de herdenking van het geboortejaar van Calvijn leidde tot een bijstelling van deze karikaturen en misvattingen. Maar daar is weinig hoop op. Sterker, in het kader van het Calvijnjaar heeft het dagblad Trouw een test ontwikkeld aan de hand waarvan de burger kan bepalen in hoeverre hij of zij calvinist is. Allerlei kwaliteiten en gedragskenmerken worden meegewogen: Is iemand zuinig? Houdt hij van een borrel? Is hij standvastig als het om principes gaat? Ook deze test is niet vrij van stereotypen.
De uitkomst wordt de C-factor genoemd, waarmee overigens niet is gezegd dat deze iets zegt over de mate waarin iemand een echte calvinist is. Daar is meer voor nodig.
Buitenlanders die Nederland bezoeken en de grens passeren met de gedachte dat ze een protestantse natie binnenrijden waar matigheid, vlijt en een strikte moraal maatgevend zijn, komen er al snel achter dat dit beeld niet klopt. De zedelijke moraal, het ongedisciplineerde verkeersgedrag en de onfatsoenlijke omgangsvormen zijn voor buitenlandse bezoekers moeilijk te rijmen met hun voorstelling van een calvinistische samenleving.
De C-factor van Nederland is dus laag. Die komt zelfs onder het nulpunt als men de naam van Calvijn wisselt voor de naam van Christus, om Wiens eer het Calvijn ging. De man uit Genève zou daarom zeggen: Stop onmiddellijk met herdenken en begin met hervormen.
De auteur is hoofdredacteur van het RD. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.