„Financiële crisis zegen in vermomming"
Op zijn vakgebied, landbouweconomie en ontwikkelingssamenwerking, geldt hij als een creatief en stimulerend denker, een autoriteit die voortdurend op zoek is naar vernieuwing, altijd bewust van het belang van samenwerking en van de waarde van normen die op christelijke leest zijn geschoeid. Collega’s en vakgenoten spreken met waardering over hem. „Een aimabele man, die diepzinnig nadenkt over allerlei ontwikkelingen in de samenleving”, zegt een van hen. Een ander: „Hij is iemand die mensen eerst laat uitspreken en er vervolgens in slaagt alle meningen samen te brengen onder een noemer waarin iedereen zich kan vinden. Een echte stuurman.”
Coöperatie is in het werk van prof. Van Dijk, hoogleraar aan Wageningen Universiteit en Nyenrode Business Universiteit, een sleutelbegrip. Hij verricht niet alleen wetenschappelijk onderzoek naar allerlei vormen van samenwerking in de economie, maar past zijn inzichten ook toe op de praktijk van alledag. De afgelopen jaren deed hij dat onder meer als voorzitter van Prisma, de vereniging van christelijke ontwikkelingsorganisaties waarvan hij maandag tijdens een speciaal symposium afscheid neemt.U hebt een indrukwekkende staat van dienst. Toch staat u niet in de spotlights van het brede publiek. Hoe komt dat?
„Ik heb die nooit gezocht. Er zijn functies waarbij het vanzelfsprekend is dat de schijnwerpers op je gericht staan. Als je politicus bent, is er geen ontkomen aan. Mensen krijgen ook aandacht als zij door uitzonderlijke prestaties, in woord en vooral in geschrift, van zich doen spreken. Of als zij bijzondere vindingen doen. Of heldendaden verrichten. Dat alles geldt niet voor mij.”
„Het debat waarbij ik betrokken ben, speelt zich vooral af in de sector van de land- en tuinbouw en de agribusiness. Mijn hoofdjob is het voorzitterschap van de Europese Federatie van Agribusiness Coöperaties. Er zijn 27 landen bij aangesloten. We discussiëren veelvuldig, maar het overleg bereikt nooit het grote publiek, eenvoudigweg omdat landbouw niet op de publieke agenda staat.”
Vindt u het jammer?
„Nee.”
Omdat u een man bent van achter de schermen?
„Ik denk nooit in termen van voor of achter de schermen. Wat ik graag doe en waarvoor ik te allen tijde te porren ben, is het adviseren van allerlei vormen van samenwerking, zoals landbouwcoöperaties. Ik heb vaak al ja gezegd voordat ik me goed en wel realiseer wat de vraag precies inhoudt.”
„Maak het niet al te persoonlijk”, zei u in reactie op het verzoek om een vraaggesprek. Vindt u het moeilijk anderen een blik in uw hart te geven?
„Onlangs las ik een interview met astrofysicus George Smoot. Aan hem werd de vraag gesteld of hij religieus was. „Daar geef ik geen antwoord op”, zei hij. Toen de journalist hem verbaasd aankeek, voegde hij eraan toe: „Ik vind dat mensen op dat punt zelf tot een oordeel moeten komen en zich niet moeten ophangen aan iemand tegen wie ze opzien.” Dat standpunt deel ik van harte.
Het is mijn overtuiging dat christenen veel te veel bezig zijn hun identiteit af te lezen van politieke of kerkelijke autoriteiten. De levenswijze wordt ingericht naar ervaringen en opvattingen van mensen die een rolmodel krijgen toebedeeld. Dat betekent onvrijheid. En christenen zijn nu juist niet tot onvrijheid geroepen, maar tot vrijheid.”
Vindt u het een bezwaar als mensen ‘publiek intiem’ zijn en in de media vertellen over hun geloof?
„Nee, een onoverkomelijk bezwaar vind ik het niet. Ik lees vaak persoonlijke interviews; ik ben geïnteresseerd in mensen, ik wil weten hoe zij denken. Maar zelf maak ik onderscheid tussen wat publiek is en wat privé, reden waarom ik een vraaggesprek niet aanga om het hart op tafel te leggen. Ik ben mij te zeer bewust van het risico dat mensen elkaar niet begrijpen, ook omdat elk zijn eigen stramien van denken heeft. Voor we er erg in hebben doen we de werkelijkheid en elkaar met onze woorden tekort. Je zet jezelf en elkaar gemakkelijk in een hokje.”
Houdt uw geslotenheid op dit punt ook verband met uw karakter?
„Laat ik het zo zeggen: iedereen kan weten dat ik lid ben van de hervormde gemeente in Lienden. Normaal gesproken lopen wij ’s zondags naar de kerk – via het kerkenpad. Ik ben overtuigd lid. Ik geniet van het lezen over dingen die mensen dogmatiek zullen noemen. Ik maak er graag tijd voor vrij, al wil ik bepaald niet de indruk wekken dat ik alleen maar zit te studeren. Maar het spreken over dogmatiek vind ik iets voor vrienden onder elkaar.”
Wie in uw hart zou kijken, ziet dogmatiek?
„Ik ben er een groot liefhebber van. Maar nu begint de moeilijkheid al, want weinig mensen zullen begrijpen wat ik bedoel. Velen vinden dogmatiek stoffig, saai of hebben er slechte herinneringen aan. Zij wenden zich ervan af.”
Waarom spreekt u er alleen met vrienden over?
„Wat ik heb geleerd in mijn loopbaan is dat wetenschappelijk inzicht uiterst moeilijk tot stand komt. Voordat je echt iets weet over een klein stukje van de werkelijkheid, heb je vaak maanden geworsteld. En dan zie je het voor je en denk je: Is dit het nu? Ja, dit is het.
Het wetenschappelijke bedrijf is een vriendenclub van mensen die blij zijn als zij over hun onderzoeksresultaten kunnen publiceren, maar die net zo blij zijn als een ander publiceert en dan zeggen: „Ja, dít zinnetje heb ik nog eens gelezen, maar als je nu goed kijkt, volgt het niet op dát zinnetje.” Vervolgens gaan er uren van debatteren voorbij voordat je het verband tussen het een en het ander wél kunt verwoorden.
Zo gaat het ook toe in de dogmatiek. Je hebt weet van zaken die voor jou volkomen zekerheid hebben. Maar de vraag is hoe je ze zo onder woorden kunt brengen dat je ze recht doet en ze niet met je woorden zo vangt dat je ze geweld aandoet. Daar zijn vrienden voor. Hun reacties, opmerkingen, tegenstemmen en woordkeuzes kunnen je verder helpen. Maar dan hebben we wel meer tijd nodig dan het anderhalf uur dat we besteden aan een interview.”
Als het verwoorden van zaken die boven ons uitgaan zo lastig is, vindt u dan niet dat mensen, ook leidslieden, te snel te grote woorden in de mond nemen?
„Ik vrees dat mensen inderdaad lang niet altijd beseffen wat ze zeggen. Hoe dat komt? Gemakzucht, denk ik. Hoe dan ook, kennis wordt moeizaam verworven, daarvan ben ik doordrongen.”
Zijn mensen wel in staat om iets met zekerheid over het geloof te zeggen? Kunnen woorden, anders gezegd, geestelijke zaken wel goed weergeven?
„Dogmatiek is daarbij een voornaam hulpmiddel. Maar het blijft een moeilijke opgave om in ons spreken recht te doen aan de werkelijkheid, temeer omdat wij geneigd zijn om woorden te gebruiken die onze gedachten verbergen.”
Welke theoloog heeft u geholpen bij uw zoektocht naar inzicht?
„Een persoon van wie ik alle boeken meer dan eens heb gelezen, is C. S. Lewis. Zijn ”Till we have faces” vind ik zijn allermooiste. Ook de werken van prof. A. A. van Ruler spreken mij erg aan.”
Stel dat de wegen in de dogmatiek scheiden, komt vriendschap dan onder druk te staan?
„Dat gebeurt zelden. Soms zegt iemand: Ik heb uitspraken gedaan die ik nooit eerder deed. Dat is inzicht. Nog liever: Dat is inspiratie, het overtuigd raken dat iets is zoals het is zonder empirische bewijzen nodig te hebben. Dat komt naar je toe, daar moet je heel dankbaar voor zijn.
Aan alles wat je met vrienden bespreekt, gaat iets vooraf: oprechte belangstelling voor waarheid. Dat is ook wat verbindt. Het gaat niet om ons, het gaat om waarheid. En wat het meest verbindt, is dat je met elkaar terechtkomt bij Spreuken, waar de Wijsheid sprekend wordt ingevoerd.”
De waarheid is niet een systeem, maar een Persoon?
„Exactly. Pilatus stelde de verkeerde vraag toen hij zei: „Wat is waarheid?” De Waarheid stond voor hem.”
Vijf jaar geleden dook uw naam op in het debat over de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland. U voerde een pleidooi voor een federatief model. De fusie ging door, de verdeeldheid bleef. Wat doet dat met u?
„Verscheidenheid heeft iets moois. Mensen komen uit verschillende richtingen bij elkaar, daarom kunnen ze veel van elkaar leren. Ik ben hartstochtelijk voorstander van het debat. Lees hoe de twee mensen die wij de Emmaüsgangers noemen, met elkaar in gesprek waren: ze stelden elkaar vragen, ze scherpten elkaars gedachten. Dat hebben wij ook nodig: discussie. Uitgangspunt is wel dat we elkaar niet beschadigen en dat we geen vijandbeelden van elkaar creëren.”
Dat gebeurt wel.
„Maar dat is niet het enige. Ik zie dat mensen lijnen doordenken en met elkaar verder komen. De vereniging Prisma vind ik er een geslaagd voorbeeld van: ontwikkelingsorganisaties uit allerlei hoeken van de kerk zitten onder één dak en gaan in de onderlinge gesprekken geen enkel thema uit de weg.”
In de kerk is geen leerpunt meer veilig: over de meest fundamentele zaken zijn talrijke meningen in omloop. Hoe vindt u uw weg erin?
„Misschien komt het ouderwets over, maar zelf neem ik altijd eerst kennis van wat anderen die kennis van zaken hebben over een onderwerp hebben geschreven. Ik word wel eens aangesproken door iemand die een leerpunt ter discussie wil stellen, maar geen kennis van de bronnen heeft. Waarover zouden we dan met elkaar moeten praten? Waarop is een mening gebaseerd als iemand niks heeft gelezen? Aan zo’n gesprek moeten we niet beginnen, vind ik. Tegelijk zie ik het wel als een eer om iemand op weg te helpen.”
U houdt van het debat – om de waarheid scherper te verwoorden, om het inzicht te vergroten. Maar geldt dat bijvoorbeeld ook voor de leer over de twee naturen van Jezus Christus?
Na een lange stilte: „Dat is een goede vraag. Prof. G. Wisse schreef ooit een boek met de titel: ”Wat dunkt u van de Christus?” Dat is de meest centrale vraag van het leven. Het antwoord is beslissend. Het maakt een scherpe scheiding tussen licht en donker, tussen ja en nee.
Alles wat Hij over Zichzelf zei, was waar. Of Hij was in de war. Want zo scherp moeten we het wel stellen. Er is ons geen ruimte voor een derde visie gelaten. Ik ben overtuigd van het eerste. Toch betekent dat niet dat ik de discussie bij voorbaat afwijs. Het hangt af van het doel van het debat. Als dat niet zelfbevestiging is, ga ik het aan.”
Het komend decennium sluiten tientallen kerken de deuren. Wordt Nederland een ontwortelde en stuurloze natie?
„De kans is groter dan ooit dat het land in de ban komt van volksmenners. Als mensen losraken van het Evangelie, raken ze los van het hoogste dat wij hebben: vrijheid en ondernemerschap.”
Wat moet de boodschap zijn van de kerk aan een samenleving van individuen vol onzekerheid en onbehagen?
„Het is van tweeën één: óf je gelooft de boodschap van vrijheid en verlossing óf je gelooft die niet. Maar als je haar gelooft, ben je geroepen om goed te doen, om je in te zetten voor de schepping en de samenleving. Met alles wat je in je hebt. De gelijkenis van de talenten is in dit verband zeer sprekend.
Wat ik om mij heen zie en wat ik lees in kranten, vind ik verschrikkelijk: alsof ‘het’ op de paar vierkante meter in Den Haag moet gebeuren. Dat is niet waar. Jij en ik maken de samenleving. Dat besef zie ik te weinig, ook onder christenen.
Voor ons handelen en weten hebben we medemensen nodig. Je mag hopen dat je, zoals de Joods-Spaanse geleerde Maimonides zegt, de nederigheid hebt om van anderen te leren. Maar dat gezegd hebbend, ben je gehouden je gaven in te zetten voor de samenleving.
Ik kan niet begrijpen dat kerkelijke organisaties niet veel actiever zijn in de Europese Unie met vragen als: Hoe zit het met de landbouw en het voedsel? Hebben we straks genoeg productiecapaciteit om de wereld te voeden? Hoe zit het met de vruchtbare gronden? Voor de antwoorden op dit soort vragen moeten we op zoek.”
Waar eindigt volgens u het proces van individualisering? Komt er nog meer versnippering in de samenleving of verwacht u een groei naar eenheid?
„Ik denk dat de spanningen als gevolg van de economische crisis ertoe leiden dat we meer naar elkaar gaan omzien. Zo zijn er vragen over de oude modellen voor beleggen. Ik vraag vaak mijn studenten: Wat zijn je ambities? Dan hoor ik: „Met een goed idee komen en dat duur verkopen aan een groot bedrijf.” Een snelle exit dus. En dan? „Dan ben ik financieel onafhankelijk.” En dan? „Dan ga ik iets doen voor de samenleving, want dan ben ik vrij.” Waarom dan pas? „Dan ben ik vrij.” Maar wat mis je nu aan vrijheid? Als je dan vrij bent, waarom zou je het dan nu niet zijn? Zo roept de economische schok allerlei fundamentele vragen op. Mede om die reden beschouw ik de financiële crisis als een zegen in vermomming.”
Neemt u ook openingen voor het Evangelie waar?
„Absoluut. U moet zich voorstellen: Er is een nieuwe generatie van studenten die de naam Calvijn niets meer zegt. Zij lezen zijn werk, of dat van Kuyper of van Bunyan, daarom onbevooroordeeld. Op grond van wat zij ontdekken, brengen zij nieuwe visies naar voren waarvan ik veel verwacht. Ik ervaar het als een voorrecht daarbij betrokken te zijn.”
Levensloop
Gert van Dijk komt op 29 april 1946 ter wereld in Achterberg. Zijn ouders hebben een gemengd boerenbedrijf. Na zijn middelbare schooltijd gaat hij studeren aan de Landbouwuniversiteit Wageningen en de Universiteit van Aberdeen. Daar promoveert hij in 1978 op een landbouweconomische studie.
Van 1990 tot 2008 is Van Dijk directeur van de Nationale Coöperatieve Raad, een vereniging van coöperatieve ondernemingen in de land- en tuinbouw en in de financiële dienstverlening. Daarnaast heeft hij zitting in tal van commissies en verenigingen. Zo is hij tot 2003 lid van de raad van beheer van Rabobank Nederland.
Prof. Van Dijk is sinds 1990 hoogleraar aan de Wageningen Universiteit (marktkunde en consumentengedrag) en hoogleraar aan de Nyenrode Business Universiteit (social venturing & cooperative entrepreneurship). Ook is hij president van de General confederation of agricultural cooperatives in the EU (Cogeca), een Europese instantie die zich richt op coöperaties in de agribusiness.
Een belangrijke nevenfunctie van prof. Van Dijk is het voorzitterschap van Prisma, een vereniging van vijftien christelijke organisaties voor ontwikkelingshulp (waaronder Woord en Daad en ZOA-vluchtelingenzorg). Maandag legt hij die taak neer.
Al jarenlang is Van Dijk een, zoals hijzelf zegt, „verwoed ruiter” en fokker van Texelse schapen.
Prof. Van Dijk is gehuwd met Gerda van Dijk-Drost. Ze hebben drie kinderen.