Politicofobie
Volgende week zijn er weer verkiezingen voor de Tweede Kamer, over twee maanden kunnen we naar de stembus om de nieuwe Provinciale Staten te kiezen. Sinds de opkomstplicht is afgeschaft vinden grote groepen kiezers het echter niet de moeite waard om hun stem uit te brengen. Zij weten niet welke partij ze moeten kiezen, ze interesseren zich niet voor politiek of hebben er zelfs een afkeer van.
Bij een enkeling zal het wegblijven van de stembus principieel gefundeerd zijn. Die komt men tegen in anarchistische kring. Maar ook onder christenen is, of was in het verleden, een fundamentele afkeer van politiek, partijen en verkiezingen te constateren.
Ethischen
In de 19e eeuw was dat het geval in ethische kring. Men sprak in dit verband van ”politicophobie”: vrees voor politiek. Van partijvorming, zowel op kerkelijk als op politiek gebied, moest een man als Chantepie de la Saussaye niets hebben.
Belijders van de Naam des Heeren hadden een andere taak dan het vormen van een strijdlustige partij. Van een dergelijke machtspolitiek, die gepaard ging met een verabsolutering van de waarheid, wilde men afzijdig blijven.
Vandaar dat zij zich niet vinden konden in de activiteiten van Groen van Prinsterer en Kuyper, die in die jaren bezig waren de orthodoxe protestanten te mobiliseren achter het vaandel van de Anti-Revolutionaire Partij,
Afkeer van politiek, althans van deelname aan de verkiezingen, vond men in de 19e eeuw ook bij de aanhangers van Jean Louis Bernhardi. Hij beschouwde zichzelf als een volgeling van Bilderdijk en Kohlbrugge.
In het oprichten van kiesverenigingen of andere politieke organisaties, waarbij menselijke activiteiten centraal stonden, zag hij geen heil. Bovendien was dat voor hem het uitoefenen van de volkssoevereiniteit en een aantasting van het gezag van het geliefde Oranjehuis.
Ds. Fraanje
Toen in 1918 onder leiding van ds. G. H. Kersten de Staatkundig Gereformeerde Partij werd gevormd, was er ook in de bevindelijk gereformeerde kring waar men zich op richtte, duidelijk sprake van politicofobie. Dat was niet alleen het geval in oud gereformeerde kring, maar aanvankelijk ook in Kerstens eigen Gereformeerde Gemeenten. Een gezaghebbend predikant als ds. J. Fraanje riep van de kansel op om niet naar de stembus te gaan.
Een specifieke vorm van politicofobie deed zich voor na de invoering van het vrouwenkiesrecht.Veel vrouwen in de achterban van de SGP hadden er groot bezwaar tegen om te gaan stemmen en bleven thuis. Aanvankelijk waren het er relatief veel, maar in de loop der jaren nam dat geleidelijk af.
Principiële bezwaren om naar de stembus te gaan vond en vindt men ook wel in evangelische kring. Niet weinigen stonden daar voorheen op het standpunt dat zij als burgers van het Koninkrijk der hemelen bij de stembus niets te zoeken hadden. Inmiddels zijn ook daar de bakens verzet. Prof. W. J. Ouweneel staat tegenwoordig op de kandidatenlijst van de ChristenUnie.
Hoewel dus bepaalde vormen van politicofobie in christelijke kring zijn verdwenen of in ieder geval zijn afgenomen, valt tegelijkertijd te constateren dat de algehele politieke ongeïnteresseerdheid helaas ook in meer orthodoxe kring doorwerkt. De ChristenUnie heeft niet meer die binding aan haar kiezers die het GPV vroeger had en ook in de achterban van de SGP verandert het een en ander.
Het mag dan zijn dat de opkomst bij de stembus in orthodox-protestantse plaatsen altijd nog relatief hoog is, ook hier treedt een bepaalde slijtage op. Mensen van wie men zou verwachten dat ze op grond van hun geloofsovertuiging SGP of ChristenUnie of eventueel CDA zouden stemmen, blijven tegenwoordig makkelijk weg van de stembus.
Stemmen beschouwt men niet meer als burgerplicht of als christenplicht. Toch is hier de bijbelse oproep „Kiest u heden wie gij dienen zult” relevant. Ook uit onze keuze bij de stembus blijkt waar we staan in het leven.
Dr. C.S.L. Janse