Romeinse invloeden bij Bataafse boeren
De bouw van Bataafse boerderijen rond het begin van onze jaartelling werd sterk beïnvloed door bouwstijlen in Romeinse legerkampen en niet door Romeinse villa’s in steden.
Dat concludeert Wouter Vos, die maandag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam promoveert op zijn onderzoek naar het Bataafse platteland in het Kromme Rijngebied.De afgelopen jaren deed de 40-jarige archeoloog onderzoek naar het leven van de Bataven in de eerste eeuwen na Christus – met name aan de hand van literatuur en kaarten gepubliceerd na eerdere opgravingen.
„De Bataven waren afkomstig uit de Duitse deelstaat Hessen”, aldus Vos. „Ze vestigden zich tussen Nijmegen, Breda en Utrecht en met name in de Betuwe.”
Uit verreweg de meeste gezinnen kwam wel een militair. „Van de 30.000 tot 40.000 Bataven waren er zo’n 5000 in het Romeinse leger. Het leveren van manschappen was hun vorm van belasting.”
De Bataven waren niet alleen in Midden-Nederland actief. „Het waren elitetroepen. Ze waren goede ruiters. Een groot aantal diende als lijfwacht van keizers als Augustus en Nero.”
Hoewel ze integreerden in het Romeinse Rijk, bleven ze zich Bataaf voelen. „Er zijn grafstenen gevonden van Bataven die aan het einde van de derde eeuw leefden. Daarop staat niet alleen dat ze Romeinen, maar ook dat ze Bataven waren.” Een van de redenen om te integreren, was de handel. „Er zijn veel botten van paarden gevonden, veel meer dan er nodig waren voor de Bataven zelf. Waarschijnlijk leverden ze aan het Romeinse leger.”
Een andere aanwijzing die hierop duidt, is de inrichting van de landerijen. „Veel nederzettingen bestonden uit twee of drie huizen. Er zijn greppels aangetroffen tussen de verschillende nederzettingen. Dat duidt erop dat ze met elkaar samenwerkten.”
Een reden voor samenwerking is volgens Vos een hogere opbrengst van de landbouwgronden. „Het stro en de gerst was voor de Romeinen. We weten niet of dit handel was of dat het gold als belasting.”
Van alle Bataven die in het Romeinse leger dienden, keerden er enkele na zo’n 25 jaar dienst terug naar hun nederzetting. „Het ging om zo’n 120 mannen per jaar voor het hele Bataafse volk.” Veel mannen overleden tijdens hun periode in het leger. De mannen werden beïnvloed door wat ze in het leger zagen. In de kampen waren krappe barakken. De mannen sliepen in kleine ruimtes. Vaak zaten ze onder de houten zuilengangen of veranda’s. „Bij thuiskomst maakten de veteranen deze zuilengangen na.”
Anderen zeggen overigens dat de zuilengangen bij boerderijen te laag waren om onder te schuilen en dat ze alleen voor de opslag van goederen werden gebruikt.
Met de bewering dat de veteranen hun legerbarakken nabouwden, wijkt Vos af van eerdere aannames dat de zuilengangen werden gebouwd naar het voorbeeld van Romeinse villa’s. „Die villa’s stonden in Zuid-Limburg en op het vruchtbare lössplateau.”
Vos veronderstelt verder dat de stenen huizen die sporadisch in het Kromme Rijngebied voorkwamen, eveneens onder invloed van de Romeinse militairen zijn gebouwd. Er zijn in de zachte kleibodem sporen gevonden van stenen huizen, met pleisterwerk en beschilderingen die door rijkere Romeinen werden gebruikt.
„Bataven die in het Romeinse leger officier waren, konden het zich veroorloven om stenen te laten aanvoeren om hun huizen te bouwen.” In het gebied waar de Bataven woonden, waren namelijk geen stenen voorhanden.
Ook de stenen huizen waren volgens Vos niet gebouwd naar het voorbeeld van villa’s. „De Bataafse officieren bouwden hun eigen houten boerderijen na in steen. Deze stenen vakwerkwoningen kwamen overeen met de onderkomens in de legerkampen, waar de officieren meer luxe genoten dan de gemiddelde soldaat.”