„Echte opwekking begint bij God”
God gelijk geven in Zijn oordeel. Hem verheerlijken door te belijden dat het rechtvaardig zou zijn als „de grond nu onder mij zou opengaan en ik zou verzinken in de hel.” Dat, en geen buitengewone ervaring, is volgens Jonathan Edwards de basis voor een opwekking.
Dat zei dr. H. A. Bakker donderdagavond in een lezing voor de Apeldoornse theologische studentenvereniging PFSAR, verbonden aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). De docent aan de Evangelische Theologische Hogeschool te Ede en de Vrije Universiteit Amsterdam sprak over ”Waait de Geest van de Great Awakening nu nog?”, in het kader van het jaarthema ”Waar komt de wind vandaan?”.Jonathan Edwards (1703-1758) was een Noord-Amerikaanse puriteinse opwekkingsprediker. Hij stond aan de wieg van de opwekking omstreeks 1740 in Noord-Amerika en Engeland, die de ”First Great Awakening” wordt genoemd.
Toen Edwards gemeentepredikant werd, stuitte hij op veel „dorheid”, aldus dr. Bakker. Edwards zag in zijn gemeente iets terug van zijn vroegere eigen „droge” leven met God. „De jonge predikant leefde in een tijd waarin de verlichting op haar hoogtepunt was. Hij worstelde zelf met een erg rationeel en gevoelloos leven met God.”
Bij Edwards zelf was het tot een doorbraak gekomen. Toen twee sterfgevallen zijn gemeente opschrikten, gebeurde er ook iets in de gemeente. „Mensen kwamen in tranen bij Edwards aan de deur omdat er iets gebeurde wat ze niet begrepen. Edwards sprak in zijn geschriften over dorre doodsbeenderen die tot leven kwamen.”
Volgens dr. Bakker moest Edwards echter vanaf het begin van de opwekking de vinger aan de pols houden. „Mensen waren soms wel 24 uur in extase. Van sommigen schrijft Edwards dat ze bijna „doordraaiden.” Veel gebed en pastoraat waren nodig dat te voorkomen.”
Voor Edwards waren die buitengewone ervaringen echter „niet interessant”, aldus de docent uit Ede. „Het ging er hem in zijn pastoraat om dat zijn gemeenteleden overtuigd raakten van hun verkeerde levenswandel en hun weerstand tegen God. Edwards gaf geestelijk leiding in het komen tot berouw over de zonden. Mensen gingen het belijden: „Gods oordeel is rechtvaardig”. Ze stelden zich oprecht de vraag of ze voorheen ooit wel christen geweest waren.”
Edwards sprak vooral veel vanuit Jesaja 1, weet dr. Bakker. „Een opwekking betekent dat God gaat richten met de kinderen die Hij heeft grootgebracht, maar die afvallig zijn geworden. Hij pakt hen als het ware beet en zegt: „Waar wil je nog meer geslagen worden? Wilde je vechten met de Allerhoogste?” Als God dan Zijn kinderen gaat aanklagen, moeten ze op een punt komen waarop ze God gelijk geven in Zijn oordeel. En dan zegt God: „Nu spreek je voor het eerst in je leven de waarheid.” Dan kan volgens Edwards Christus verkondigd en aangegrepen worden.”
Volgens dr. Bakker zag Edwards de opwekking snel worden verdoezeld door extremiteiten. „De opwekking vloog uit de bocht. Mensen gingen aan de haal met geestesgaven. Edwards verwachtte een wereldwijd en krachtig werk van de Geest, maar God verborg Zich weer. Dat was voor Edwards moeilijk te begrijpen.”
Dr. Bakker stelde dat het ootmoedig gebed volgens Edwards een scharnierpunt voor een opwekking is. „Door het gelovig gebed uit een gebroken hart kon de zondaar in een staat van ontvangen komen. Bij een echte opwekking verwacht men alles van God.”