Pausbezoek Israël: afstandelijk en kil
Met minder dan een dag te gaan, kan de balans van het bezoek van paus Benedictus XVI aan Israël voorlopig worden opgemaakt. Het saldo is uiterst mager. De Duitse paus bleef tegenover de Joden afstandelijk en zelfs wat kil.
Zo hoog als de verwachtingen in 2000 gespannen waren bij het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Israël, zo weinig werd er verwacht van het bezoek van Benedictus XVI.De hoop op een regeling tussen Israël en de Palestijnen is in 2009 verder weg dan ooit. Met een oorlog tussen Israël en Hamas in Gaza nog vers in het geheugen en met een net aangetreden rechtse regering onder leiding van premier Netanyahu, was er meer spanning dan verwachting toen de paus maandag voet zette op Israëlische bodem.
Overigens was, na de ophef rond de rehabilitatie van de antisemitische bisschop Richard Williamson door het Vaticaan, de vraag niet zozeer hoe er vooruitgang geboekt kon worden in de verhouding tussen Rome en Jeruzalem, maar meer of de ontstane schade enigszins gerepareerd kon worden.
Hoe je het ook wendt of keert, het pausbezoek aan het Midden-Oosten verdient, achteraf bezien, allerminst het predicaat ”historisch” in inhoudelijke zin. Wel historisch was het dat een van geboorte Duitse paus, die ooit gedwongen lid was van de Hitlerjugend, nu als leider van de grootste christelijke kerk ter wereld, Israël bezocht.
Niet minder historisch was het dat hij, uit respect voor de islam, op kousenvoeten de Rotskoepel binnenging. Voor Joden is dit echter een zeer heilige plaats die, volgens hen, door moslims is geannexeerd. De Rotskoepel overwelft immers de plaats waar ooit Abraham zijn zoon Izak wilde offeren en waar later in de tempel de ark stond.
En dan hebben we het nog maar niet over het feit dat de paus, die zichzelf beschouwt als plaatsvervanger van Christus op aarde, een gebouw betrad waarop aan de buitenkant staat dat het niet aan God is om een zoon te nemen.
De toon van het bezoek werd al gezet toen de paus maandag ontvangen werd op het vliegveld Ben Gurion bij Tel Aviv. Geestelijke Joodse leiders schitterden door afwezigheid. Ze vonden de ontvangst van het staatshoofd van het Vaticaan een seculiere kwestie en geen geestelijke.
De 82-jarige kerkleider oogde gedurende de hele week gespannen. Hij leek niet meer te doen dan het afwerken van een zorgvuldig ingestudeerd programma. In dat script was geen enkele ruimte gelaten voor welk historisch woord of gebaar dan ook.
Pijnlijk duidelijk werd dat maandagavond toen de paus een krans legde in de herinneringshal van Yad Vashem. Hij sprak als een geschiedenisdocent over de gruwelen van de Holocaust, zoals een Israëlische commentator het later omschreef. Niet als een Duitser die met een bloedend hart terugkijkt op de Shoah.
Hier stond een oude man die zich er terdege van bewust was dat iedere fout die hij nu zou maken hem tot in de verre toekomst zwaar zou worden aangerekend. Wellicht had hij daarom iedere emotie uit zijn optreden weggefilterd. En dat werd gevoeld.
Zo noemde de voorzitter van Yad Vashem, rabbijn Meir Lau, de toespraak van de paus maandagavond al abstract en afstandelijk. Daarbij moet gezegd worden dat zijn kritiek op punten niet terecht was. Zo was de rabbijn verontwaardigd over het feit dat de paus in zijn toespraak in Yad Vashem niet sprak over 6 miljoen slachtoffers van de Holocaust, maar over miljoenen. Dat riekt naar het zoeken van spijkers op laag water.
Hoe dan ook, er bleef een sfeer van kilheid rond de paus hangen in zijn ontmoetingen met Joden en bij zijn bezoeken aan bijzondere plaatsen voor het Jodendom. Zelfs bij de Klaagmuur bleef het algemeen. En op bezoek bij de twee opperrabbijnen, kwam Benedictus XVI ook niet veel verder dan het uitspreken dat hij streeft naar goede betrekkingen tussen Joden en christenen. En dat terwijl hij juist daar door de geestelijke Joodse leiders werd uitgedaagd nu eens ronduit te zeggen dat Joden thuishoren in Israël. Maar Benedictus zweeg, terwijl hij zoekend door z’n bril keek, speurend naar welk onheil dan ook.
Tijdens de bezoeken aan de Palestijnse gebieden had de kerkleider het duidelijk beter naar z’n zin dan in Israël. In Bethlehem zei hij in een preek dat Palestijnen recht hebben op een eigen staat „in het land van hun voorvaderen.”
Dát was nu uitgerekend een zin geweest die hij in Israël had moeten uitspreken, en dan ten aanzien van de Joden. Dat had niet alleen een nieuwe kijk op dit bezoek, maar ook op de kerkleider zelf gegeven.