A Kempis ádemde de Schrift
Zijn werk ”De navolging van Christus” werd meer dan 5000 keer gedrukt, in ruim honderd talen. Veel minder bekend is dat Thomas a Kempis nog meer naliet: brieven, meditaties, preken, liederen. Onlangs zag een nieuwe vertaling van zijn traktaatje ”De rozentuin” het licht.
„Let goed op, beminde broeder in Christus”, begint de beroemde middeleeuwer zijn ”Hortulus rosarum” – zoals een onbekende redacteur het werkje noemde: ”het Rozentuintje”. „Laat je niet verleiden door slechtwillende, ongedisciplineerde en leugenachtige kameraden.”Heel veel voorbeelden laten het zien, aldus a Kempis: „Goed gezelschap is voordelig voor het heil van de ziel, samenzijn met slechten schaadt. Lectuur van goede dingen is voordelig, luisteren naar slechte zaken schaadt. Eenzaamheid en stilte zijn voordelig, rumoer en zwervend uitgaan in de wereld schaden.”
„Wees dus alleen en vrij voor God”, adviseert hij, „ofwel wees samen met een devote vriend en spreek dan over de deugden van Christus.”
Uniek man
Thomas a Kempis (1379/80-1471) was een „uniek man”, zegt prof. dr. Paul van Geest in zijn werkkamer, op de achtste verdieping van een van de gebouwen van de Universiteit Utrecht. Van Geest, die in 1996 op a Kempis promoveerde, is onder andere directeur van het Centrum voor Patristisch Onderzoek. Hij voorzag de nieuwe uitgave van ”De Rozentuin” (Kok, Kampen, 79 blz.) van een inleiding. De vertaling zelf verzorgde de Nijmeegse classicus dr. Vincent Hunink.
A Kempis schreef zijn ”Hortulus rosarum”, alsook het traktaatje ”Vallis liliorum” (De Leliënvallei), in de herfst van zijn leven. „Het hele frisse, sprankelende, is er dan wel wat af. Je moet het zo zien: ”De Navolging van Christus” is zijn grootste bestseller. Maar ”De Rozentuin” is, op lange, lange afstand, een goede tweede.”
Overigens werd het werkje pas na zijn dood uitgegeven, in 1474. Tot in de achttiende eeuw verschenen herdrukken. „Er zijn zeker vijftig handschriften gevonden.” Ook in protestantse (piëtistische) kringen vond het boekje aftrek.
„Wat is zijn kracht?” vraagt Van Geest, zelf rooms-katholiek, zich hardop af. Om dan te vervolgen: „In het augustijner klooster Sint Agnietenberg, bij Zwolle, heeft Thomas vijf keer de Schrift afgeschreven, overgeschreven dus. Vijf keer, in een heel mooi handschrift – ik heb er een exemplaar van gezien. En geleidelijk aan heeft hij zich die Schrift toegeëigend, is hij die gaan ádemen. Zijn perfectionisme, eigenlijk een ondeugd, werd zijn kracht. En toen hij zelf gedachten op papier ging zetten, werden dat juweeltjes. A Kempis als mystagoog: iemand die anderen ontvankelijk probeert te maken voor de omgang met God, met Christus.”
Daarbij blijft a Kempis een, als je het zo zeggen kunt, echt rooms-katholiek auteur.
„Zeker. In het middelpunt staat bij hem de eucharistie. Tegelijk was hij ontzettend kritisch op de schraapzucht van de geestelijkheid, op de „pompa”, de glorieuze macht van Rome, ook. Thomas zag er de betrekkelijkheid van in. „De paus is naakt geboren, en zal ook naakt sterven”, schrijft hij ergens.”
Maar van het ”sola gratia”, zoals de reformatoren dat later gingen verdedigen, lijkt bij hem nog geen sprake.
„A Kempis was in dat opzicht zeker geen hervormer. Al lees je in het 54e hoofdstuk van ”De Navolging” prachtige passages, die als het hierover gaat bijna reformatorisch lijken. We moeten ook oppassen hem door ons eigen theologische brilletje te gaan bekijken – hij leefde nog vóór de Reformatie. Het is ook niet voor niets dat protestantse theologen als Gisbertus Voetius hem graag citeerden.”
Twee symposia over kerkvader Athanasius
AMSTERDAM – Het Centrum voor Patristisch Onderzoek (CPO) organiseert dit jaar twee symposia over Athanasius van Alexandrië, de ”vader der orthodoxie”.
Hoofdspreker zal zijn prof. dr. E. P. Meijering. Deze aanvaardde op 1 januari 2009 een gasthoogleraarschap aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Het eerste symposium heeft plaats op 12 juni, aan de VU; het tweede op 11 december, in Leiden.
Leek de wetenschappelijke bestudering van de ”patres”, de kerkvaders, enkele jaren geleden nog bijna ten einde, inmiddels staan ze volop in de belangstelling, zegt prof. dr. Paul van Geest, directeur van het CPO. Hij komt juist terug van een mede door het CPO –waarin rooms-katholieke en protestantse theologen samenwerken– georganiseerd congres in Rome over ”diakonia”. Een van de in het oog springende ‘uitkomsten’ is wat hem betreft dat de Vroege Kerk ook vrouwelijke diakenen heeft gekend. „En ik begreep dat het misschien niet zo heel lang meer zal duren voordat de Oosters-Orthodoxe Kerk de discussie opent over openstelling van het ambt van diaken voor vrouwen.”
Hoe dit voor de Rooms-Katholieke Kerk ligt, durft Van Geest, zelf lid van deze kerk, niet te zeggen. „Ik ben geen hervormer. Het enige wat ik wens, is dat de bronnen waarin gedurende de eerste eeuwen over het diaconaat is gesproken, onderzocht worden, als bouwstenen om een eventuele discussie goed historisch onderbouwd te laten zijn.”