Noord-Korea is eerste land dat NPT-verdrag opzegt
Van de 188 landen die het non-proliferatieverdrag (NPT) hebben ondertekend, is Noord-Korea het eerste dat het pact heeft opgezegd.
Het verdrag trad in 1970 in werking met het doel de verspreiding van kernwapens tegen te gaan. Op dat moment zeiden vijf mogendheden over een arsenaal kernwapens te beschikken: de Verenigde Staten, de toenmalige Sowjet-Unie, Groot-Brittannië, Frankrijk en China. Die vijf zijn nu de permanente leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
De Verenigde Staten, de Sowjet-Unie en Groot-Brittannië ondertekenden het non-proliferatieverdrag al in 1968. China en Frankrijk volgden dat voorbeeld pas in 1992.
Door de ondertekening van het non-proliferatieverdrag hebben de vijf nucleaire mogendheden zich ertoe verplicht ervan af te zien kernwapens te verspreiden. Ook hulp aan andere landen bij de productie van nucleaire wapens is niet toegestaan. De andere landen die zich bij het NPT hebben aangesloten, hebben zich bereid verklaard geen pogingen te ondernemen om kernwapens te ontwikkelen of te kopen.
Critici stellen dat aan het verdrag een groot nadeel kleeft. Het monopolie op het bezit van kernwapens blijft voorbehouden aan China, Frankrijk, Rusland (als opvolger van de Sowjet-Unie), Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.
India, Israël en Pakistan hebben het NPT nooit willen ondertekenen. De internationale gemeenschap gaat ervan uit dat die drie landen over nucleaire wapens beschikken.
Ook Cuba weigerde jarenlang zich aan te sluiten bij het pact. Vorig jaar september maakte de Caribische eilandstaat echter wereldkundig het verdrag alsnog te ratificeren.
Argentinië, Brazilië, Noord-Korea, Irak, Libië, Algerije, Syrië en Noord-Korea hielden of houden zich bezig met nuclaire programma’s. Voor verscheidene landen geldt of gold dat ze dit deden met het doel kernwapens te maken. Zuid-Afrika en de landen van Latijns-Amerika hebben inmiddels een punt gezet achter hun nuclaire activiteiten.
Het in Wenen gevestigde Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) ziet erop toe dat het non-proliferatieverdrag wordt nageleefd. Tot nu toe is van slechts twee landen bekend dat ze de regels hebben overtreden.
Na de Golfoorlog van 1990/1991 werd Irak verplicht om medewerkers van de IAEA in het land onderzoek te laten doen naar massavernietigingswapens. Irak verleende het personeel van het agentschap onvoldoende medewerking, maar bond later in.
Noord-Korea ratificeerde het verdrag in 1985. Negen jaar later dreigde Pyongyang het op te zeggen, na onenigheid over inspecties door IAEA-medewerkers in het land. Het conflict werd bijgelegd. De Verenigde Staten en Noord-Korea sloten in datzelfde jaar een akkoord over de buitenwerkingstelling van Noord-Koreaanse nucleaire installaties. Twee inspecteurs van het IAEA mochten in Noord-Korea toezien op de naleving van het akkoord.
Eind december maakte Pyongyang echter bekend dat de IAEA-medewerkers het land moesten verlaten, nadat Noord-Korea door zijn ambities op nucleair gebied met de Verenigde Staten en andere landen in conflict was gekomen.