Duitsland en Spanje namen samen 22 procent van de stroom immigranten voor hun rekening, Italië 15 procent en Engeland 10 procent. Relatief gezien namen Luxemburg en Portugal de meeste immigranten op, te weten 6,7 per duizend inwoners, gevolgd door Spanje en Ierland. Nederland, Engeland, Finland en Frankrijk hadden de kleinste instroom.

Zonder deze immigratie was de bevolking van Duitsland, Italië en Griekenland in omvang verminderd.

In de laatste vijftig jaar is de EU-bevolking gestaag gegroeid, maar sinds 1970 zit de klad erin. De stijging van het aantal inwoners met 1,3 miljoen in 2002 past in dit beeld. Er zit wel weer verbetering in vergeleken met de groei in de tweede helft van de jaren ’90, maar de toename is nog steeds bescheiden in vergelijking met die in de jaren ’50 en ’60.

Het geboortencijfer daalde tot een naoorlogs record van 3,99 miljoen, 0,3 procent minder dan in 2001. Nederland (12,5 geboorten per 1000 inwoners) stond in de top-drie, na Ierland en Frankrijk, met de meeste geboorten.

Door de vergrijzing zit het aantal sterfgevallen in de lift. Dat waren er met 3,68 miljoen 60.000 meer dan in 2001.

De tien kandidaat-lidstaten (waaronder Polen en Tsjechië) die op 1 mei 2004 toetreden, zagen hun inwonertal juist dalen, met 1,8 promille tot 74,5 miljoen. Dat zelfde geldt ook voor Bulgarije en Roemenië, die in 2007 willen toetreden en die samen goed zijn voor net iets minder dan 30 miljoen inwoners.

Eurostat geeft geen cijfers over EU-kandidaat Turkije, maar volgens Brusselse cijfers over 2001 is dat land goed voor 68,6 miljoen inwoners. Alleen Duitsland heeft meer inwoners (82,5 miljoen).