Liefde tussen Pakistan en VS is sterk bekoeld
Het vertrouwen tussen Pakistan en de Verenigde Staten, twee gezworen bondgenoten in de strijd tegen het terrorisme, lijkt volledig zoek.
Beide partijen raken steeds meer gefrustreerd over de samenwerking: de VS omdat ze Osama bin Laden dood noch levend te pakken krijgen, Pakistan omdat het voor zijn samenwerking weinig in de plaats krijgt.
Uit Washington komen steeds meer signalen dat Pakistan eerder als mogelijke vijand dan als bondgenoot moet worden beschouwd. In Pakistan roepen religieuze partijen op tot protestmanifestaties tegen een mogelijke aanval op Irak. Het militaire establishment rond sterke man Pervez Musharraf begint te begrijpen dat optimisme over een solide connectie met de Verenigde Staten misplaatst is, en dat de zaken er nu totaal anders voorstaan dan tijdens de Koude Oorlog.
Voorlopig hoogtepunt van de spanningen was een gevecht tussen Amerikaanse en Pakistaanse troepen langs de grens met Afghanistan. Een Pakistaanse grenswachter zou een Amerikaanse soldaat hebben verwond, waarop de VS een leegstaande islamschool bombardeerden op Pakistaans grondgebied. Het incident werd als een „ongelukje” afgedaan, maar kan niet verhullen dat er onenigheid bestaat over het recht van Amerikaanse troepen om achtervolgingen in Pakistan voort te zetten. Washington beweert dat zijn troepen de grens mogen oversteken, „met toestemming van de regering in Pakistan”, Islamabad beweert het tegendeel.
Bij de Pakistaanse machthebbers groeit het ongenoegen over de Amerikaanse houding. Uit Washington klinkt steeds weer het refrein dat „Pakistan meer kan en moet doen” in de strijd tegen het terrorisme. Het taalgebruik lijkt op dat wat de Palestijnse leider Yasser Arafat steeds opnieuw te horen krijgt: dat de inspanningen niet beantwoorden aan de norm die de VS van zijn geallieerden verwacht. Pakistan wordt bovendien steeds weer genoemd als mogelijke leverancier van nucleaire grondstoffen aan Irak en Noord-Korea, zoals bekend twee landen die de Amerikaanse president Bush rekent tot de ”as van het kwaad”.
Washington lijkt op die manier de schuld voor de mislukking in de jacht op Osama bin Laden te willen afschuiven op het buurland. En dat terwijl Pakistan het voor het eerst sinds de onafhankelijkheid heeft aangedurfd een 70.000 man sterke troepenmacht in de tribale gebieden langs de grens met Afghanistan te sturen. In tegenstelling tot Egypte en Turkije, twee andere VS-bondgenoten, heeft Pakistan nog geen beloften voor financiële steun gekregen en als extra vernedering worden van Pakistani die naar de VS reizen vingerafdrukken genomen, uit angst voor terroristische aanslagen.
Bij de Pakistaanse leiders begint het besef te dagen dat ze van de VS te weinig in ruil hebben gevraagd voor de bewezen diensten: de arrestatie van 400 al-Qaida-leden en het gebruik van vier luchthavens en van het Pakistaanse luchtruim tijdens de oorlog in Afghanistan. Islamabad had graag gezien dat de VS wat meer druk op India zouden uitoefenen in het conflict om Kasjmir, maar dat is niet gebeurd. Intussen is het brandpunt van de oorlog tegen het terrorisme verschoven van Afghanistan naar Irak, en lijkt Washington de goede betrekkingen met Pakistan heel wat minder hoog aan te slaan.