Vervalsen documenten was zolderkamerwerk
In het trapgat komt langzaam een grijs hoofd omhoog. De Utrechtse oud-verzetsman R. Matthijssen klimt de zolder op waar tijdens de oorlog zijn vervalsingscentrale was gevestigd. Fragment uit een reeks nieuwe documentaires over het verzetswerk van studenten uit de domstad.
Samen met een andere chemiestudent, Geert Lubberhuizen, richtte Matthijssen de centrale in 1942 op. Stapels papier werden verstopt onder de planken zoldervloer van een huis aan de Van Limburg Stirumstraat. Het chemisch verwijderen van inkt konden de studenten zelf, het fijne grafische werk werd gedaan door de uit Duitsland gevluchte Alice Cohn, die een paar straten verderop ondergedoken zat.In oktober 1944 kwamen de Duitsers de zolder doorzoeken. Alle spullen waren tijdig bij de buurman ondergebracht. Het betekende wel het einde van de centrale.
Op dezelfde zolder begon de nog altijd bestaande uitgeverij De Bezige Bij. Vanuit het pand Pietersstraat 11 opereerde Wim Eggink, oprichter van de landelijke krant Ons Volk – den vaderlant ghetrouwe. En op Prins Hendriklaan 4 was Kindjeshaven gevestigd, een tijdelijk opvanghuis voor Joodse kinderen uit Amsterdam.
Al deze locaties krijgen aan-dacht in de serie korte documentaires die de bibliotheek van de Universiteit Utrecht heeft vervaardigd en die maandag ter gelegenheid van de dodenherdenking op internet worden geplaatst. Onder die doden bevonden zich ook studenten die het verzetswerk niet overleefden. Eggink was een van hen. Vlak voor het einde van de oorlog kwam hij om in een Duitse steengroeve waar hij als gevangene tewerkgesteld was.
Rechtenstudente Truus van Lier, die in 1943 politiecommissaris G. J. Kerlen doodschoot omdat hij Joden en verzetsmensen opspoorde en arresteerde, werd eveneens gepakt. Ze werd in kamp Sachsenhausen gefusilleerd. Als eerbetoon wordt haar voornaam in Utrecht elk jaar in narcissen geplant.
Van degenen die er wel het leven afbrachten, doen er drie hun verhaal in de filmpjes. Een reeks interviewfragmenten met anderen is opgenomen op verzet.library.uu.nl. Deze website geeft een chronologisch beeld van de Universiteit Utrecht tijdens de Duitse bezetting.
Medicijnenstudent Cees Honig raakte betrokken bij een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister, waar de identiteitskaarten van 70.000 Joodse inwoners van de hoofdstad lagen. Op 27 maart 1943 liep hij, vermomd als arrestant, met acht anderen naar het gebouw. De bewakers werden overmeesterd. Tienduizenden kaarten, op hopen verzameld, werden in brand gestoken. De euforie over de aanslag was groot, het succes ervan minder. Veel kaarten brandden niet en in Den Haag bleken kopieën te bestaan.
Honig werd met de meeste andere aanslagplegers gepakt en ter dood veroordeeld. Hij overleefde desondanks de oorlog.
Aandacht is er ook voor de brand die in december 1942 in het Academiegebouw bij de Domkerk werd gesticht. De schade bleef beperkt, maar de administratie was vernietigd. De daders werden, ondanks grondig Duits speurwerk, nooit gepakt.
Veel studenten weigerden zich loyaal aan het Duitse bewind te verklaren. Ook voor degenen die wel tekenden kwam de studie stil te liggen. Stilzitten deed een aantal studenten echter allerminst. Ze zetten zich in voor de bevrijding van hun vaderland.
Degenen die dat met de dood moesten bekopen, worden maandag herdacht, samen met de anderen die de vijfjarige Duitse bezetting niet overleefden.
studenteninverzet.library.uu.nl.