Johannes is zijn naam
Er wordt geen symposium aan hem gewijd. Geen paginagrote artikelen in de pers, geen fotoboek met herinneringen aan markante plaatsen op zijn levensweg. Een levensbeschrijving is tien jaar geleden verschenen. Eerder nog zag een autobiografie het licht, onder de gepaste titel ”Eben-Haëzer”.
Het percentage Nederlanders dat zich deze man herinnert, is minimaal. Toch is hij bij tienduizenden in bevindelijke kring niet vergeten. Zijn preken, zijn boeken, ze worden nog steeds gelezen. Ze stichten nog. Hij spreekt nadat hij gestorven is.Over wie hebben we het? Over een predikant die op 26 april 1909, een eeuw geleden dus, in Hendrik-Ido-Ambacht werd geboren. Als vijfde in een eenvoudig gezin, waarin de vreze des Heeren werd gevonden. Johannes was de naam die de ouders Van der Poel hem gaven. In zijn jeugd trok zijn hart naar de wereld. Hij dacht zelfs aan een carrière door optredens waarmee hij de wereld kon vermaken. Dat de Heere hem zou gebruiken om Gods volk te onderwijzen en heilig te vermaken, kwam niet bij hem op.
In 1915 sloot het ouderlijk gezin zich aan bij de Gereformeerde Gemeenten. Van der Poel ging mee naar de kerk, maar allesbehalve van harte. Tot zijn achttiende jaar leefde hij zich uit, ondanks de vermaningen en gebeden van zijn godvrezende moeder, die een zeer nabij leven had. De politie moest er zelfs aan te pas komen. Spotten, plezier maken, dat was zijn lust en zijn leven. Tot het Gods tijd was om hem op te zoeken. Toen werd hij „een broertje van zijn moeder.”
Van der Poel was voortaan in de kerk te vinden. Zondags en door de week. Waar de waarheid was, was Van der Poel, al moest hij er uren voor lopen. In 1931 deed hij geloofsbelijdenis. Hij werd voorlezer in de kerk, maar was slordig in zijn kerkgang. Liever ging hij, ondanks vermaan van de kerkenraad, verder met zijn kerkelijke zwerftochten. Hij sprak hier en daar een stichtelijk woord, op begrafenissen en in andere samenkomsten.
In 1937 meldde hij zich bij zijn kerkverband aan voor de predikantsopleiding. Hij werd teruggestuurd; zijn verzoek zou over drie maanden opnieuw worden behandeld. Van der Poel berustte, maar bleef doorgaan met preken. Dat werd een struikelblok. Ds. G. H. Kersten had eerder met deze bijl gehakt en duldde het spreken buiten eigen kerkverband absoluut niet. Op de dag dat Van der Poel voor de tweede maal in het huwelijk trad, werd hij lid af. De Heere bereidde hem voor op een preekstoel, maar niet binnen zijn kerkverband. Gods weg was anders. Na enig omzwerven werd hij predikant bij de Oud Gereformeerde Gemeenten. Hij diende Giessendam tot 1955 en Ede tot zijn heengaan in 1981. ”Poel Ede” was een man van de echte oecumene, voor wie geen kerkdrempel te hoog was. In de ogen van velen kerkrechtelijk onder de maat, wat vrijbuiterig. Hij voelde zich thuis bij een Adullamsvolk. Zijn hechte, geestelijke band aan ‘broer Lamain’ van de Gereformeerde Gemeenten was zichtbaar en voelbaar. Voor deze prediker, die het huwelijk van weduwnaar Van der Poel en Jacomijntje de Jong kerkelijk had bevestigd, stond de Edese kansel open.
Een uitvoerige levensschets van deze beminde prediker past niet binnen deze knipoog. Er zou een heel dagblad mee te vullen zijn. Wie meer wil weten, kan elders terecht. We koesteren de nagedachtenis aan ds. Van der Poel, die wij vaak hoorden preken.
Ik herinner mij een dienst in het kerkje in de Gouwstraat in Rotterdam-Zuid. Je moest er vroeg bij zijn, het zaaltje puilde uit. Er kwamen mensen met van huis meegebrachte tuinstoeltjes om die op plaatsen te zetten waar de brandweer nooit toestemming voor zou geven. „Toen ik hierheen reed, kwam ik langs een weiland met schapen. Dan kijk ik altijd maar weer of er ook een zwart schaap bij is”, zei hij die avond.
Zijn lichaam was uitermate broos. Vele malen werd hij geopereerd. Hij was ook ternauwernood op de wereld gekomen; zijn geboorte was volgens de arts onmogelijk. Maar moeder Van der Poel wist dat haar kind geboren zou worden om wedergeboren te worden. Tijdens de oorlogsjaren en in de Hongerwinter leidde hij voedseltransporten in de Biesbosch: 13.000 broden in totaal. Het Bijbelwoord „Geeft gij hun te eten” kreeg een dubbele inhoud.
Wat bracht zo veel mensen ertoe om hem steeds weer te horen? Hij had een geheel eigen, authentieke stijl. Diepe gedachten achter originele uitspraken. Woordspelingen, geestelijke doordenkertjes. Uit de praktijk van het arme zondaarsleven. Wie hem probeerde te imiteren, verloor het. We citeren enkele uitspraken: „Iemand de waarheid zeggen is: de consciëntie opereren zonder wegmaken.” Over zijn afkeer van verzekeren: „Velen van Gods volk waren in mijn jeugd naar lichaam en ziel bij de Bank des Hemels verzekerd en ze lazen elke dag in hun Polis, de Bijbel.” En: „Toen ik een vriend in de Hoeksche Waard leerde kennen, woonde hij in Romeinen 7, de heiligmaking.” Over zijn voorgaan: „Als de olie begint te vloeien, vloeit de prediker weg.” In Doorn zei hij: „Doorn moet zichzelf leren kennen als een doorn tegen God.”
Er lag een zielenvriend in het ziekenhuis, onverzekerd. Ds. Van der Poel bezocht hem. De man was niet armlastig, maar had geen kapitaal. De Heere had hem een neergedrukte, geschudde en overlopende maat beloofd (Lukas 6:38). De predikant gaf hem een envelop. „Maak maar eens open.” Er zat zo’n groot bedrag in, genoeg voor maanden. „Maar er is nog veel meer! Jij zult toch wel heel lang in het ziekenhuis moeten liggen wil God er armer van worden!” zei Van der Poel.
Voor hem geen standbeeld zoals voor die andere Johannes, uit Genève. Ook geen straatnaam. Dat er landelijk enkele Van der Poelstraten zijn, heeft niets met deze markante prediker te maken. Evenmin dat er een Poelweg is in Ederveen, onder de rook van zijn arbeidsveld. Hoewel het wáár is: Poel… weg.