Communicatie
Op welke manieren kan de houding van luisteraars een belemmering zijn voor de doorwerking van de kerkelijke verkondiging? Jesaja en Paulus spreken over eigenzinnige personen die, „kittelachtig van gehoor” en met de waarheid ontevreden, liever „zachte dingen” wensen te horen. En zulk verzet is slechts één variant van vele mogelijke belemmerende houdingen.
In HTS Teologiese Studies (jaargang 64, 2008, aflevering 3) publiceren C. J. H. Venter en A. P. du Preez gezamenlijk een artikel over ”Hoordersgesindheid as moontlike kommunikasiesteurnis in die prediking”. Als er sprake is van verstoorde communicatie bij preken is het legitiem om te vragen: Ligt het soms aan de preek? Maar luisteraars kunnen evenzeer een probleem hebben. Venter en Du Preez onderzochten of de gezindheid waarmee de kerkganger naar een preek luistert, de goede ontvangst ervan belemmert. Aan de hand van vooraf opgestelde vragenlijsten voerden zij gesprekken met een kleine groep kerkgangers uit diverse richtingen.Wat valt op? Een bijzonder hoog percentage van geïnterviewden gaf aan dat de „sociaaleconomische situatie” waarin zij verkeren, invloed heeft op hun luisterhouding in de kerk. Opvallend is dat verreweg de meeste ondervraagden, ruim 95 procent, daarbij uitspraken dat „hun geweten hen dikwijls aanklaagt terwijl zij naar de prediking luisteren.” Dat zou predikers als muziek in de oren moeten klinken, want juist voor zondaren heeft de kerk een blijde boodschap.
Uit dit onderzoek zou de conclusie getrokken kunnen worden dat een verkondiging afgestemd op schuldige mensen voorziet in een behoefte.
Andere sociaaleconomische factoren die een duidelijke invloed blijken te hebben op de manier van luisteren, zijn de leefomstandigheden op het werk, in het huwelijk, en op financieel gebied. De onderzoekers komen niet altijd tot verrassende uitkomsten: „Predikers wat te hard praat of langdradig preek, blyk ook ’n probleem te wees.”
Verrassender is dan wellicht de stelling dat Calvijn een ”leer van rechtvaardiging door werken” aanhing. Het klassieke inzicht is immers dat de Reformatie, net als Paulus, benadrukte: een mens wordt gerechtvaardigd door het geloof alleen. Zonder de werken. Hoe kan Calvijn dan een ”rechtvaardiging door werken” hebben aangehangen? Steven R. Coxhead, docent aan het Presbyterian Theological Centre, wil laten zien hoe dit toch mogelijk is. In het voorjaarsnummer 2009 van het Westminster Theological Journal (jaargang 71) publiceerde hij een artikel over ”Johannes Calvijns ondergeschikte leer van rechtvaardiging door werken”.
De titel verraadt meteen een belangrijke nuancering. De zogenoemde rechtvaardiging door werken is „ondergeschikt” aan de rechtvaardiging door het geloof. Daarmee blijft het klassieke beeld van de Reformatie dus overeind staan: rechtvaardiging door het geloof alleen. Maar Coxhead vestigt de aandacht op het feit dat Calvijn nog meer gezegd heeft. De Reformator schreef ook over de werken van gelovigen die weliswaar gebrekkig zijn en door de zonde aangetast, maar die God nochtans houdt „voor rechtvaardig.” Deze rechtvaardigheid van werken is volgens Calvijn „afhankelijk van de rechtvaardiging van het geloof.” Coxhead vermeldt dat een eerdere publicatie van Peter Lillback op dit punt zeer kritische reacties heeft opgeroepen. Sommige auteurs vreesden voor een leer van rechtvaardiging door zowel geloof als werken. Die vrees lijkt onnodig, hoewel het merkwaardig is dat Coxhead de uitspraken van Calvijn bijeenbrengt onder de noemer van een ”leer”. Dat is een al te grootse term voor een zozeer „ondergeschikt” punt. Bovendien lijkt de term rechtvaardiging hier niet gelukkig gekozen en door Calvijn zelf vermeden te zijn.
In maart schreven Israëlische kranten dat de hoogleraar Rachel Elior een theorie over de Dode Zeerollen bepleit die sterk afwijkt van gangbare opvattingen. Netty C. Gross beschrijft de discussie in The Jerusalem Report (27 april 2009, jaargang 20), een uitgave van de Israëlische krant The Jerusalem Post. Bij Qumran zijn na de Tweede Wereldoorlog vele boekrollen en andersoortige tekstfragmenten ontdekt, 930 in totaal. Daaronder waren ook handschriften van Bijbelboeken. De gangbare theorie is dat deze boekrollen geschreven zijn door Essenen, een Joodse godsdienstige groep die uit antieke schrijvers bekend is. Philo van Alexandrië, Plinius, Josephus en Dio Chrysostomus schreven erover.
Rachel Elior beweert nu dat deze Essenen niet meer dan „een legende” zijn. De eigenlijke schrijvers van de Dode Zeerollen zouden sadduceeën zijn geweest, de conservatieve nazaten van de hogepriester Zadok. Toen zij in 175 voor Christus uit de tempel gebannen werden, zouden ze hun bibliotheek in Qumran hebben opgeborgen.
De theorie van Elior lijkt nog maar weinig steun te vinden onder kenners van de Dode Zeerollen. Ook de bekende hoogleraar James H. Charlesworth ziet geen reden om afscheid te nemen van de gangbare theorie over de Essenen als de schrijvers van Qumran.
Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.