Calvinisten verkrampt over hun geschiedenis
Calvinisten zwijgen over de schaduwzijden van hun geschiedenis, meent dr. Paul H. A. M. Abels. Hij reageert op de column van prof. dr. W. J. op ’t Hof (RD van vrijdag).
Prof. Op ’ t Hof breekt de staf over de eindredacteur van het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis wegens diens column over ”De slachtoffers van Calvijn”. Hij noemt de naam van deze eindredacteur niet, maar heeft het voor zijn betoog wel nodig op te merken dat deze een rooms-katholieke achtergrond heeft.Als geadresseerde anonymus heb ik er behoefte aan te reageren op zijn filippica. In de kern komt zijn betoog erop neer dat betraande ogen mij het zicht op de historische werkelijkheid hebben ontnomen. Al degenen die ik beschouw als slachtoffers van Calvijn moeten volgens de Urker dominee niet zeuren, want ze zijn zelf begonnen of hebben ergere dingen gedaan.
Het verbaast mij dat deze hooggeleerde Evangeliedienaar deze reactie met droge ogen heeft kunnen opschrijven. Als protagonist van de Nadere Reformatie zou hij zelfs blij moeten zijn met mijn ‘ontheiliging’ van Calvijn. Immers, ook Calvijn was maar een mens.
Ik schreef die column niet zozeer vanuit empathie met de slachtoffers, maar uit verbazing over de kritiekloze bewieroking van de reformator in dit Calvijnjaar. Als je actief op zoek gaat naar de schaduwzijden van de man en zijn leer, stuit je zelfs in hedendaagse publicaties op merkwaardige pogingen om deze te verdoezelen of te vergoelijken. Dat ik daarbij niet alleen voorbeelden heb genoemd die de persoon Calvijn zelf betreffen, maar ook slachtoffers die zijn leer heeft gemaakt, lijkt mij een te rechtvaardigen keuze.
De moeite van de Nederlandse erfgenamen van Calvijn om hun verleden onder ogen te zien werd mij onlangs nog eens duidelijk toen prof. G. Harinck mij vroeg een bijdrage te schrijven over de martelaren van Gorkum. Hoezeer ik ook mijn best deed om materiaal te vinden waaruit zou blijken hoe aan reformatorische zijde is omgegaan met deze zwarte bladzijde uit hun geschiedenis, het schrijfblok bleef leeg. Deze kwestie is letterlijk doodgezwegen.
Eenzelfde verkramptheid bespeur ik in de omgang met Arminius en het remonstrantisme. Op ’t Hof doet het voorkomen dat ik zijn Gereformeerde Bondsambtgenoot R. H. Kieskamp zwaar attaqueer, terwijl deze toch zelf Arminius weinig kies omschreef als „een hond die naar zijn eigen uitbraaksel terugkeerde.”
Het is jammer dat de hoogleraar zo veel zand in de ogen heeft dat hem het heldere zicht op het werkelijke Anliegen van de Reformatie wordt ontnomen. Een kwarteeuw bestudering van de vroege reformatie in de Nederlanden heeft mij een beeld opgeleverd van de calvinistische reformatie als een jonge krop sla: nieuw, verkwikkend en attractief.
De Urker dominee heeft er met zijn historische constructie van de Nadere Reformatie een doorgeschoten krop sla van gemaakt, ontdaan van zijn frisheid en moeilijk te verteren. En nog slecht voor de ogen ook, omdat hij klaarblijkelijk schaduwblind maakt.
De auteur is eindredacteur van het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis.