Spanje eist waardevol wrak op van Amerikanen
Duikers uit Portland hadden zich al rijk gerekend toen ze door een Amerikaanse rechtbank het gedeeltelijk eigendom toegekend kregen van een scheepswrak voor de kust van Florida. Maandag eisten echter ook Spanje en Frankrijk het eigendom op van het galjoen Notre Dame de Deliverance. De waarde van de lading wordt geschat op ruim 3 miljard euro.
De toenmalige Spaanse koning Carlos III stuurde het galjoen in 1755 naar huis vanuit Havana, toen Cuba nog onderdeel was van het enorme Spaanse rijk. Nog geen dag later zonk het schip door een orkaan. De 500-koppige bemanning wist zich deels te redden, maar werd volgens de overlevering opgegeten door kannibalistische Indianen in Florida.
Het schip bevatte een kapitale lading van onder meer 437 kilo goud, 15.399 gouden dubloenen, 153 gouden snuifdoosjes, ruim een miljoen muntstukken, zilver en sierraden. De waarde ervan is driemaal zo hoog als dat van het stoomschip Central America, dat een lading aan boord had van de Amerikaanse goudkust en in de jaren negentig werd geborgen.
Duikers van het bedrijf Sub Sea Research in Portland vonden het wrak in de buurt van Key West. De resten van de Notre Dame de Deliverance liggen volgens hen verspreid over 27 vierkante kilometer. Een woordvoerder van de Spaanse ambassade zegt in de Britse krant The Guardian dat Spanje het galjoen vrijwel zeker zal opeisen, omdat het een zeegraf van Spanjaarden is en de lading Spanje toebehoorde. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken lijkt die claim te steunen.
Ook Frankrijk kan rechten op het wrak doen gelden. De Spanjaarden hadden het schip en zijn bemanning van de Franse West Indië Compagnie gehuurd om het goud uit de Nieuwe Wereld naar Spanje te varen. Volgens Sub Sea Research bestaat de West Indië Compagnie echter al zo lang niet meer, dat de Fransen de Deliverance niet kunnen opeisen.