Patiëntenrechten
Als instellingen of sectoren in de gezondheidszorg in het nieuws komen, is de aanleiding daarvoor vaak een negatieve. Zo zochten drie verpleeghuisartsen van het Amsterdamse verpleeghuis Jan Bonga, onderdeel van de zorgketen Amsta, vorige week op spraakmakende wijze de publiciteit. De kwaliteit van de zorg in hun instelling was volgens deze artsen dusdanig slecht dat zij de verantwoordelijkheid daarvoor niet langer voor hun rekening wilden nemen. Gevolg: ze stapten op.
In diezelfde week plaatste de Inspectie voor de Gezondheidszorg kritische kanttekeningen bij de uitwisseling van patiëntgegevens tussen de kraamzorg, verloskundigen en huisartsen. En niet zo lang daarvoor werd bekend dat een ex-neuroloog in Twente onder invloed van medicamenten foutieve diagnoses bij patiënten bleek te hebben gesteld.Als de kwaliteit van de zorg in het gedrang is of dreigt te komen, moeten patiënten en hun vertegenwoordigers de mogelijkheid hebben tijdig hun stem te verheffen. Om die mogelijkheid te optimaliseren, werkt minister Klink (Volksgezondheid) al geruime tijd aan een nieuwe (mammoet)wet waarin alle patiëntenrechten worden ondergebracht, de integrale Wet cliëntenrechten zorg, die moet ingaan op 1 januari 2011. De achtergrond van die wet, waarop onder andere is aangedrongen door de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF), is bekend: de zorg ontwikkelt zich meer en meer van een door de overheid gestuurde sector naar een markt, waarbij patiënten worden geacht hun zorgverlener op basis van een prijs- en kwaliteitvergelijking te selecteren. Bij die nieuwe rol past ook een nieuwe waarborg van hun rechten. Ziedaar de legitimatie voor de nieuwe wet, die onder meer voorziet in het recht op beschikbare zorg, op keuze-informatie, op kwaliteit en veiligheid, op medezeggenschap en goed bestuur en op een goede klachtbehandeling.
Bijna een jaar nadat Klink de wet aankondigde, heeft deze de gemoederen aardig verhit. Ondoordachte symboolwetgeving, somberden gezondheidsjuristen eind vorige week. Zij werpen de vraag op of het recht op goed bestuur wel iets is wat een patiënt juridisch kan afdwingen. En: bij wie moet de patiënt zijn als hij zijn recht op keuze-informatie, kwaliteit of veiligheid wil halen; bij de hulpverlener of de zorginstelling? Ook zorginstellingen zien de bui al hangen, niet het minst omdat zij, net als patiëntorganisaties, worden geacht nieuwe, wettelijk toetsbare algemene voorwaarden uit te werken. In de praktijk betekent dat ongetwijfeld meer bureaucratie en dus meer overhead.
Als zorginstellingen blijk geven van hun scepsis over een nieuwe patiëntenwet lijkt dat verdacht. Zij kunnen op die manier de verdenking op zich laden onderdeel te zijn van een verzuurde en vastgeroeste sector die weigert een moderniseringsslag te maken. Toch is het nog maar de vraag of argwaan tegen vernieuwing het enige is dat hen hier drijft.
Door als laatste het patiëntenrecht te vernieuwen, lijkt de zorgsector in alle opzichten succesvol te zijn gemoderniseerd. Instellingen in de thuis- en ouderenzorg merkten de laatste jaren echter dat de mantra ”de zorg is een markt” hun cliënten nog niet zo veel heeft opgeleverd. Integendeel, de zorg in deze sectoren is behoorlijk verschraald, soms zelfs zozeer dat de vraag gerechtvaardigd is of in de zorgsector de marktwerking niet al te voortvarend is doorgevoerd.
De vraag of een veelomvattende klus als de invoering van een Wet cliëntenrechten zorg nu de hoogste prioriteit moet krijgen, kan vanuit vele motieven worden opgeworpen. Oprechte bezorgdheid over de meerwaarde van deze wet voor patiënten lijkt zo’n motief te zijn.