Wat als VN-inspecteurs in Irak niets kunnen vinden?
De wapeninspecteurs van de Verenigde Naties hebben nog geen bewijs van verboden wapenactiviteiten in Irak kunnen vinden, wat het karwei voor de Amerikaanse regering om een aanval op het land te rechtvaardigen er niet eenvoudiger op maakt.
Bondgenoten morren al en de eerste omvangrijke rapportage van de inspecteurs, op 27 januari aan de Veiligheidsraad, kan het tijdsbestek voor een aanval erg krap maken.
Terwijl het Pentagon voortgaat met het opbouwen van een forse krijgsmacht in het Golfgebied, proberen Amerikaanse en Britse regeringsfunctionarissen de mogelijke consequenties in kaart te brengen voor het geval de VN-inspecteurs niet tot een oordeel kunnen komen over de wapenactiviteiten van Irak. Het Witte Huis zou dan geduld moeten oefenen, of de gram van zijn bondgenoten voor lief moeten nemen en er op eigen houtje op af moeten gaan.
President George W. Bush zei maandag dat de Iraakse leider Saddam Hussein niet lijkt te voldoen aan de ontwapeningseisen van de Veiligheidsraad. „Maar hij heeft nog tijd”, voegde Bush eraan toe. Eerder zei de woordvoerder van Bush, Ari Fleischer, dat de VS „verandering van het regime” in Irak blijven nastreven, maar dat Saddam nog tot inkeer kan komen om zich van zijn wapens te ontdoen. Irak zegt geen massavernietigingswapens te bezitten; de Amerikaanse en de Britse regering houden vol van wel.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Jack Straw, suggereerde maandag in Londen zelfs dat de kans op een oorlog minder dan 50 procent was geworden. Nu de Noord-Koreaanse crisis internationale aandacht vraagt, lijkt de steun voor een gewapend conflict met Irak af te nemen.
Een extra complicatie voor de Amerikanen en de Britten is de gewijzigde samenstelling van de Veiligheidsraad. Duitsland, dat duidelijke bedenkingen over een inval in Irak heeft geuit, is een van de vijf landen die voor twee jaar zitting hebben genomen in de raad. Steeds meer wordt er ook gesproken over de noodzaak van een tweede resolutie van de Veiligheidsraad voordat het militaire pad wordt ingeslagen.
De rapportage van 27 januari komt een dag voordat Bush zijn ”State of the Union” houdt, zijn jaarlijkse beleidsverklaring voor het Amerikaanse Congres. Hij zal in een lastige positie komen als de VN-inspecteurs zeggen dat zij geen bewijs van verboden wapenprogramma’s in Irak hebben aangetroffen.
„De Verenigde Staten zullen dan met hun eigen bewijzen op de proppen moeten komen, of gewoonweg besluiten hoe dan ook door te zetten”, aldus David Albright, president van het Institute for Science and International Security en een voormalig kernwapeninspecteur in Irak. Het is dat de Amerikaanse planners een oorlog liefst voeren in de wat koelere wintermaanden, maar een dwingende reden om snel tot een invasie over te gaan is er eigenlijk niet, zegt Albright.
„Dan wordt het maart. Of het begint volgend jaar. Saddam gaat toch nergens heen”, zegt hij. „Bovendien, het feit dat de wapeninspecteurs er zijn, zet een stop op zijn wapenprogramma’s. Het dwingt hem in het defensief. Hij moet alles zorgvuldig verbergen. Het is erg moeilijk om vorderingen te maken als iedereen toekijkt. Ik denk dat Irak een veel minder groot gevaar is geworden puur door de aanwezigheid van de inspecteurs.”
Naarmate de deadline nadert, voeren de inspecteurs extra personeel en helikopters aan om hun speurtochten in Irak op te voeren. De intensivering van de inspecties was voor Saddam aanleiding hen te betichten van „inlichtingenwerk.” Amerikaanse functionarissen en veel analisten zeggen dat de mogelijkheid nog altijd bestaat dat de inspecteurs verboden activiteiten ontdekken, of Irak in de rapportage van 27 januari betichten van het toedekken daarvan.
Sommige leden van de regering koesteren de hoop dat er in Irak een revolte uitbreekt die Saddam dwingt het veld te ruimen. Amerikaanse vliegtuigen werpen boven Irak pamfletten af waarin de mensen ertoe worden opgeroepen informatie over wapenprogramma’s door te geven en waarin Iraakse militaire leiders worden gewaarschuwd.
Daarnaast voert de Amerikaanse regering -na een aarzelend begin- de samenwerking met Iraakse oppositiegroepen op. Deze groepen helpen bij het vergaren van informatie voor een invasie en kunnen naderhand dienstdoen als een „koepel voor een nieuw bestuur in Irak en een systeem om het democratische proces te starten”, aldus senator Sam Brownback, lid van de senaatscommissie voor buitenlandse betrekkingen.
Ondertussen zijn tienduizenden Amerikaanse militairen naar het Golfgebied onderweg. Hun aantal zal aanzwellen tot 100.000 aan het eind van deze maand en 200.000 aan het eind van februari. Uiteindelijk zal de strijdmacht ongeveer half zo groot worden als het 550.000-koppige Amerikaanse leger dat vocht in de Golfoorlog van 1991. „Wij geven zeker de voorkeur aan vrijwillige naleving door Irak”, zei Bush afgelopen vrijdag tot militairen op de basis Fort Hood in Texas. „Maar als geweld noodzakelijk wordt (…), zal Amerika doelbewust en doortastend optreden en Amerika zal winnen omdat wij de beste krijgsmacht ter wereld hebben.”
Weinigen twijfelen eraan dat Bush er veel aan gelegen is een oplossing te forceren. „De 27e januari is weliswaar geen magische datum om een oorlog te beginnen, maar ik denk dat er binnen de regering-Bush een grote vastberadenheid bestaat om die optie na te streven”, aldus Michele Flournoy, een voormalig Pentagon-analiste die tegenwoordig verbonden is aan het Center for Stragic and International Studies. „En ze zullen niet nog eens weken of maanden willen wachten.”
Dat de inspecteurs niets kunnen vinden, is voor haar nauwelijks een verrassing. „Saddam heeft veel geoefend in het verbergen van hetgeen waarmee hij bezig is. Hij heeft tijd genoeg gehad om programma’s toe te dekken, te verstoppen of te verplaatsen. Het zegt niet veel, behalve dat hij erg slim is.”