De langste dag
Hoe menselijk is het: verlangen naar de avond. Uitgeput, moegestreden. De van oorsprong Ierse journalist Cornelius Ryan noemde zijn bestseller over de invasie in Normandië niet zonder reden ”De langste dag”. Hij leende deze titel van de Duitse maarschalk Rommel, die ooit tegen zijn generaals zei: „Geloof me, heren, de eerste 24 uur van deze invasie zullen beslissend zijn. Het zal zowel voor de geallieerden als voor de Duitsers de langste dag zijn, de langste dag.” Ryan laat zien dat soldaten dat ook zo ervaren hebben: een dag waaraan geen eind leek te komen.
Het omgekeerde komt ook voor: dat de tijd vliegt en de dag te weinig uren lijkt te tellen. Zo moet het geweest zijn voor Jozua, bij de veldslag in de vlakte van Gibeon. Terwijl hij de vluchtende legers van de Amoritische koningen achtervolgde, was de dag kennelijk al een eind voorbij. Om de vijand toch volledig te verslaan, bad hij de Heere of de zon stil zou staan te Gibeon. Dat gebeurde ook: „De zon nu stond stil in het midden des hemels, en haastte niet onder te gaan omtrent een volkomen dag.”De langste dag. Of moeten we Jozua 10 niet al te letterlijk nemen? Was het slechts de beleving van de soldaten van Jozua, het gevoel dat er geen einde aan de dag kwam?
Drie weken geleden verscheen er een opmerkelijk bericht op de website PresenTruth.com. Wetenschappers van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA hebben proefondervindelijk vastgesteld dat er in de tijd van Jozua inderdaad zo’n lange dag moet zijn geweest. Het bericht is afkomstig van Harold Hill, directeur van de Curtis Engine Company in Baltimore.
De onderzoekers verrichtten metingen aan de positie van de zon, maan en de planeten in de komende eeuwen, om er zeker van te zijn dat toekomstige satellieten nooit in een gevaarlijke baan terecht zullen komen. Ze gebruikten daarvoor ook historische gegevens, maar terwijl de computers door de verschillende eeuwen heen rekenden, trad plotseling een fout op. Uiteindelijk was er maar één conclusie mogelijk: ergens in het grijze verleden ’ontbrak’ een etmaal.
Een van de medewerkers herinnerde zich de geschiedenis van Jozua. Met de Bijbel in de hand overtuigde hij zijn collega’s ervan, die vervolgens de missende dag invoerden in hun computers, ongeveer in de tijd dat Jozua geleefd heeft. Het computerprogramma bleek nu bijna te kloppen, hoewel de dag iets te kort was: 23 uur en 20 minuten.
Gelukkig herinnerde de collega zich ook de geschiedenis van de genezing van Hizkia, toen de schaduw van de poolstijl in de zonnewijzer van Achab achteruit bewoog in plaats van vooruit. Tien graden, dat is precies de ontbrekende veertig minuten. „Isn’t it amazing?” -verbazingwekkend toch?- vraagt PresenTruth zich af.
Verbazingwekkend, dat is inderdaad het goede woord. Oudere lezers herinneren zich het bericht misschien, het circuleert al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw en dook in die tijd ook op in De Saambinder, het kerkelijk orgaan van de Gereformeerde Gemeenten.
Maar alle goede bedoelingen ten spijt: er klopt geen hout van. Het is een typisch broodjeaapverhaal, of met een mooi woord: pseudowetenschap. Wie googelt op NASA en ”missing day” zal tientallen versies vinden en evenzoveel argumenten waarom zo’n onderzoek onmogelijk is. NASA ontkent ook dat er ooit zo’n onderzoek is geweest.
De bron van het verhaal, waarschijnlijk de genoemde meneer Hill, heeft er ongetwijfeld mee willen aantonen dat de Bijbel een betrouwbaar, geschiedkundig boek is. Maar op het moment dat zo’n bericht ontmaskerd wordt, werkt het averechts en is het juist beschamend voor christenen die de waarheid van de Bijbel willen verdedigen. Ze verliezen hun geloofwaardigheid en plaatsen zichzelf buiten de discussie.
Het Bijbelgedeelte uit Jozua 10 heeft de afgelopen eeuwen de gemoederen ernstig beziggehouden. Niet ten onrechte, want er moet wel sprake zijn van een groot wonder. Sinds Copernicus in het begin van de zestiende eeuw aannemelijk maakte dat de aarde zich in een baan om de zon beweegt en dus elk etmaal om z’n as draait, is ook eenvoudig te berekenen dat het stilzetten van de aarde ten opzichte van de zon uitzonderlijke krachten met zich meebrengt.
Voor het oog staat alles op aarde stil, maar ten opzichte van de zon bewegen mensen, bomen en huizen op de evenaar met een snelheid van bijna 1700 kilometer per uur in oostelijke richting. Het plotseling stopzetten van die beweging vergt niet alleen een bovenmenselijke kracht, maar zou ook enorme vloedgolven en atmosferische schommelingen teweegbrengen.
Het hoeft dus niemand te verbazen dat veel wetenschappers de geschiedenis in Jozua 10 met opgetrokken wenkbrauwen lezen. Tegelijkertijd is het voor een christen die de Bijbel als onfeilbaar Woord van God beschouwt, onmogelijk om deze moeilijkheid glad te strijken door de Bijbeltekst wat anders te interpreteren. Het boek Jozua is bij uitstek een geschiedkundig boek. De bewuste teksten zeggen niets over de vraag of de zon om de aarde draait of juist andersom, net zomin als de waarneming van Paulus tijdens zijn bootreis „dat hun enig land naderde” (Hand. 27:27) iets zegt over de vraag of het schip bewoog of het land. Zulke teksten zijn duidelijk geschreven vanuit het perspectief van de auteur.
Maar die verklaring gaat niet op bij zo’n duidelijke tekst als Jozua 10:13, over de zon die „omtrent een volkomen dag” langer scheen; of die in 2 Kon. 10:11 over de 10 graden van de zonnewijzer van Achaz. Dit is niet de beschrijving van een auteur die zich slechts verbeeldt dat de dag veel langer duurde. Jozua verwijst ook naar een buiten-Bijbelse bron, het Boek des oprechten, dat dit wonder kennelijk ook noemde.
Calvijn noemt het een teken van Gods bijzondere gunst over Zijn Kerk dat Hij de zon niet alleen gegeven heeft om met onvermoeibare snelheid rond te wentelen en zo dag en nacht van elkaar te scheiden, maar ook wilde dat hij een poosje stilstond, totdat de vijanden van Israël verdelgd waren. God gaf de zon en de maan pas op de vierde dag van Zijn schepping, nadat Hij het licht geschapen had. Met de wonderen bij Jozua en Hizkia wilde God juist duidelijk maken dat de zon niet zomaar, „door een blinde aandrijving der natuur”, voortbewogen wordt, maar dat Hijzelf de loop ervan bestuurt.
Zoals gezegd, veel wetenschappers kunnen daar weinig mee. Zij wringen zich juist in allerlei bochten om een natuurlijke verklaring te vinden. Zo heeft een Amerikaanse geologe, Barbara Sivertsen, eerder dit jaar een boek uitgegeven waarin ze de langste nacht verklaarde: de drie dagen durende duisternis in Egypte. Die moet, zegt Sivertsen, net als de andere plagen in Egypte het gevolg zijn geweest van vulkaanuitbarstingen in Griekenland. De uitbarstingen veroorzaakten een stofwolk, rood wier in de Nijl, kikkers die het land optrokken, voedselvergiftigingen en een tsunami die de Rode Zee in tweeën deelde. De uiteindelijke tekst in Exodus is volgens haar een mengsel van twee uittochtverhalen, respectievelijk uit 1628 en 1450 jaar voor Christus. Zo’n uitleg wekt, net als het NASA-verhaal, verbazing: waarom proberen wetenschappers die zo weinig waarde hechten aan de historiciteit van de Bijbel, überhaupt nog verklaringen te vinden voor de wonderen die er in genoemd worden?
Het fabeltje van de NASA-computers toont aan dat christenen niet zomaar de toevlucht moeten nemen tot pseudowetenschap om het gelijk van de Bijbel te bewijzen. Maar andersom: wie de wetenschap bewierookt en daarmee wonderen wil ’wegvertalen’, tast het fundament van het Woord aan. Natuurlijk hangt het eeuwig heil van de mens niet af van de vraag hoe lang de zon scheen in het dal van Gibeon, maar wel van de vraag of God een God van wonderen is. De drie uren durende duisternis op de eerste Goede Vrijdag is wetenschappelijk gezien even onmogelijk als de verlengde dag van Jozua, maar is tegelijkertijd toch een belangrijk onderdeel van Gods heilshandelen met de mens.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.