Wat duurt de preek lang
Kinderen spreken het vaak uit, ouderen denken het soms: Waar blijft het „woordeken” amen? Regelmatig op het horloge kijken helpt niet. ’t Is de eeuwen door nooit anders geweest. Of toch wel?
Het gebeurde rond 1890. Op de Willemsbrug –Maasbrug in de volksmond– in Rotterdam, die sinds 1874 het zuidelijke stadsdeel met het stadscentrum verbindt, loopt een jonge vrouw. Ze is ten einde raad. De vorst der duisternis bespringt haar met de on-Bijbelse influistering dat zij nooit meer bekeerd kan worden.Met zulke gedachten is ze die zondagochtend van huis gegaan. Ze heeft gehoord van een zekere ds. Van Smalen, die in de Noorderkerk aan het Weenaplein in Rotterdam preekt. Van die man en zijn preken gaat een goed gerucht uit. Ze besluit daarheen te gaan. In haar hart is de stille bede of de Heere door deze predikant tot haar ziel wil spreken.
Het is een forse wandeling, langer dan anderhalf uur, om van haar woning in Charlois bij de Noorderkerk te komen. Ze geeft er niet om. Als opgejaagd wild stapt ze het kerkportaal binnen, krijgt in de volle kerk een plaatsje aangewezen. Ze hoort de zestigjarige predikant voor het eerst in haar leven.
Wat gebeurt er? De predikant krijgt opening en vrijmoedigheid om Christus te verkondigen als de geheel enige Naam, Die onder de hemel gegeven is tot zaligheid. Dat er voor de grootste en snoodste zondaar nog genade te verkrijgen is. Daar behaagt het de Heere om voor die vrouw door Zijn Geest een deur der hope te geven in het dal van Achor.
De dienst is om tien uur begonnen. Het is tegen twaalven – normaal houdt de dominee een uur en drie kwartier aan. Maar nu is hij zo vol, dat de tijd voor hem stilstaat. Hij laat het de gemeente weten wat hij in zijn hart gevoelt: „Er zit hier iemand in de kerk die onophoudelijk tot God schreeuwt: Heere, laat die leraar maar doorpreken.”
Flauwte
Het wordt op de kansel opgemerkt dat die vrouw er maar geen genoeg van kan krijgen. Om halfeen zegt de predikant dat hij nog niet kan ophouden. Tegen enen klinkt het: „Het is nu tijd om te eindigen, maar volk des Heeren, hier zijn we in een kerk die aangaat en weer uitgaat, maar straks komen we in een kerk die wel aangaat, maar nooit meer uitgaat, amen.”
Als die vrouw dit hoort, krijgt ze een flauwte. Tweeënhalf uur zijn voor haar genoeg, maar geen minuut te lang geweest.
Meestal gaat het anders. Draaien, pepermunten of andere zoetstof, het horloge… Ds. G. H. Kersten adviseerde zijn studenten om de dienst niet langer dan anderhalf uur te laten duren. „Vraag maar veel om inperkende genade”, zei hij eens.
Een predikant die gewend was om de dienst twee uur te laten duren, kreeg van een oude, geharnaste prediker het advies om het voortaan vooral korter te doen. „Je moet niet alles willen zeggen wat je weet. Ga je over je tijd heen, dan praten de kerkgangers dikwijls alleen daarover. Maar als je je inhoudt, zeggen de mensen: „Hij heeft dát niet gezegd, en is dáár niet op ingegaan, heeft dát laten liggen enzovoort. Dan geef je ze huiswerk mee.”
Van Origenes (185-254), een van de invloedrijkste theologen in de vroegchristelijke kerk, zijn ruim 200 preken bewaard gebleven. De lengte? Die varieerde van een halfuur tot een uur. Veel te lang, vond zijn gemeente. Toen al! Maar de kwaliteit van de preek wordt niet bepaald door de lengte.
Koffie
„Bij wie heb je koffiegedronken?” vroeg mijn vrouw toen ik op een doordeweekse avond om kwart over tien thuiskwam na een kerkdienst. De dienst begon om halfacht. Er was doopbediening. Vijf voor negen begon de prediker aan zijn preek, een uur later zei hij amen. ’t Was me niet te veel, maar toch…
De synode van Dordrecht besloot op 18 juni 1574: „De Dienaers sijn vermaent haer toehoorders met te langhen predicken niet te beswaren, ende haer predicatien boven d’ure soo veel meughelick is, niet te vertrecken.” Er waren vroeger niet voor niets zandlopers aan de kansels bevestigd.
Ds. G. van de Breevaart uit Hendrik-Ido-Ambacht ging regelmatig voor in een zaaltje aan de Vriendenlaan in Rotterdam. Deze diensten begonnen om kwart over zeven. Om kwart over negen vertrok de laatste bus naar zijn woonplaats. Zoals altijd waren er Ambachters in de kerk, enkelen kwamen met de bus.
Het gebeurde eens dat de predikant zo veel water onder ’t schip kreeg dat hij niet kon ophouden. Iets over negenen stonden enkele mensen op om de laatste bus te halen. „Ga nog maar even zitten, er kunnen er straks vier met me meerijden”, zei ds. Van de Breevaart. Toen ging er een zucht van verlichting door de overvolle kerkzaal: gelukkig, de dominee gaat nog door.
Kortste preek
De kortste preek in de Bijbel staat in Jona 3:4. Acht woorden maar. In de grondtekst staan er nog drie minder. Jona preekte niet over zichzelf. Geen verhaal over de zee die hoe langer hoe onstuimiger werd, niets over zijn overboord gaan, geen woord over zijn driedaagse verblijf in die vis. Niets van dat alles. „Nog veertig dagen!” Jona zei toen geen amen. Dat deden wél de Ninevieten, die zich bekeerden van hun boze weg.
Wat kan het aangenaam zijn voor de prediker als hij een aandachtig gehoor heeft. Toch neemt hij alleen maar de buitenkant waar. Een predikant vertelde me eens dat hij schik had in een ouderling, die ogenschijnlijk opmerkelijk aandachtig zat te luisteren. Alsof hij de woorden indronk.
In de consistoriekamer vroeg de dominee: „Was er wat voor je bij vanochtend?” Er kwam een ongedachte reactie: „Wel, dominee, u weet dat ik een nieuwe schuur aan het bouwen ben. Toen u amen zei, legde ik juist de laatste pan op het dak.”