Japanse boer in de verdediging
Terwijl de wereld op weg gaat naar vrije handel in agrarische producten, blijft Japan liever thuis. De bse-crisis slaat een toenemend aantal bedrijven in de agrarische en vleesverwerkende sectoren de ring uit. Het versterkt de oude angst van Japan dat de natie, nu al de grootste importeur van voedsel ter wereld, de agrarische sector grotendeels zou kunnen verliezen.
Het eerste bse-geval in Japan werd in september vastgesteld bij een Japanse koe in Chiba, vlak bij Tokio. Daarna is bij twee andere Japanse koeien bse geconstateerd. Waarschijnlijk heeft Japan óók de gekkekoeienziekte geïmporteerd. Een vermoeden waarvandaan is er al. Japanse gezondheidsautoriteiten wezen gisteren na de ontdekking van een mogelijk vierde geval van bse met een beschuldigende vinger naar Nederland.
De eerste drie Japanse bse-koeien hebben allemaal een melkvervanger gekregen waarin uit Nederland afkomstige dierlijke vetten waren verwerkt. Het ministerie van Landbouw stuurt twee ambtenaren naar Nederland die moeten nagaan of in de dierlijke vetten risicomateriaal is verwerkt, zoals hersencellen en ruggenmerg van runderen. Eerder stuurde Japan inspectiemissies naar Italië en Denemarken om de productiewijze te onderzoeken van dier- en beendermeel dat vanuit die landen aan Japan is geleverd.
Een woordvoerster van het Nederlands ministerie van Landbouw zei in een reactie dat het verwerken van runderhersenen en -ruggenmerg niet is toegestaan, dus ook niet in vet. Ze voegde eraan toe nooit eerder te hebben gehoord dat bse werd overgedragen door vet. „Je kunt niets uitsluiten, maar we gaan er absoluut niet van uit dat vet de oorzaak is.” Een woordvoerder van het Productschap Diervoer beaamt dit.
De aannemelijkste bron van besmetting zijn hersenen en ruggenmerg van ’gekke koeien’ die zijn verwerkt in voer. Japan heeft volgens sommige berichten veel van deze riskante runderorganen ingevoerd uit Groot-Brittannië. Inmiddels is het gebruik van riskante runderorganen in Europa verboden. Bovendien worden alle runderen ouder dan dertig maanden bij de slacht op bse getest.
Vloerbedekking
Kom met zo’n nuchtere analyse maar eens aan bij de Japanners. „De stemming is hier uitgesproken protectionistisch”, zegt Rieks Toxopeus, landbouwraad voor de Nederlandse ambassade in Tokio. „Bse heeft een gevoelige klap geleverd. Om die sector nog eens extra aan te pakken met hervormingsplannen… Er bestaat absoluut geen enthousiasme om de markt te openen.”
Het Japanse beleid voor de invoer van agrarische producten is, op zijn zachtst gezegd, conservatief. Japan maakt zich al jaren zorgen over het hoge percentage (60 procent, ter waarde van 90 miljard gulden) agrarische producten dat het moet importeren uit het buitenland. Als strengere regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van kracht worden, zullen deze cijfers ongetwijfeld stijgen.
Dit houdt Japanse ambtenaren ’s nachts wakker. Zij weten maar al te goed dat de Japanse boer geen enkele kans heeft op de internationale markt. De Japanse agrarische sector is berucht om zijn lage productiviteit. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) werd er tussen de jaren 1990 en 1998 meer geld in de Japanse agrarische sector gepompt dan er aan toegevoegde waarde uitkwam.
De financiële steun die de Japanse overheid aan boeren verschaft, ligt op een niveau ver boven het gemiddelde van de OESO-landen. „Men wil zo veel mogelijk de eigen productie behouden, hoewel die niet concurrerend is op de wereldmarkt”, legt Toxopeus uit. „De Japanners streven naar een mate van zelfvoorziening van 45 procent.”
De Japanse premier Koizumi spreekt weliswaar al meer dan een halfjaar over „hervormingen zonder heilige huisjes”, maar aan hervorming van de agrarische sector wordt duidelijk niet hard getrokken. Volgens Toxopeus bemoeit Koizumi zich niet erg met de landbouwsector. Nieuwe ideeën en initiatieven voor de sector komen nauwelijks ter tafel. „De wil om de landbouw te beschermen blijft aanwezig. Wat ontbreekt is een visie op de toekomst van de agrarische sector.”
Japan is vooral bang voor zijn buurlanden China en Korea, die veel goedkoper kunnen produceren dan het peperdure Japan en bovendien maar een korte vlucht of zeereis zijn verwijderd. In april van dit jaar verhoogde Japan voor een periode van 200 dagen de invoertarieven op drie Chinese landbouwproducten –shiitake-paddestoelen, prei en rus (bies)– als zogenaamde tijdelijke vrijwaringsmaatregel.
Nadat de maatregelen eerder deze maand afliepen, schoot de invoer uit China weer als een vuurpijl omhoog. Tussen 9 en 16 november viel de invoer van prei weliswaar met 8 procent omlaag naar 1312 ton, maar de invoer van rus steeg met liefst 106 procent vergeleken met dezelfde periode vorig jaar. Meer dan 2300 ton kwam naar Japan, waar het als grondstof dient voor het maken van traditionele vloerbedekking. De invoer van shiitake-paddestoelen steeg met 18 procent. Chinese shiitake-paddestoelen nemen nu al meer dan 40 procent in beslag van een markt die vanouds door Japan werd gedomineerd.
Razend om de hogere tarieven, verhoogde China de invoerrechten op drie categorieën Japanse producten met 100 procent (auto’s, airconditioners en mobiele telefoons). De twee landen hebben het nog niet voor elkaar gekregen de problemen glad te strijken. Het lijkt aan te tonen dat de belangen van de belegerde, maar politiek machtige boeren in Tokio zwaarder wegen dan die van exporterende fabrikanten. De onderhandelingen gaan tot 21 december door.
De verstarde Japanse houding treft niet enkel de buurlanden China en Korea. Ook Nederland (met vorig jaar een export van agrarische producten naar Japan van 1,26 miljard gulden) lijdt hieronder. Dat is voornamelijk aan de hoge sanitaire eisen toe te schrijven. Toxopeus noemt deze „strenger dan internationaal gangbaar. Japan hanteert een beleid van nutolerantie voor insecten op geïmporteerde tuinbouwproducten. Dat levert hogere kosten op en een verhoogde kans op afkeuring.”
De landbouwraad noemt als voorbeeld de perzikluis. „Dat is ook in Japan een algemeen voorkomend beestje. Indien in een partij importgoederen een enkel beestje wordt aangetroffen, wordt de zending afgekeurd. Daarentegen geldt de nultolerantie niet voor Japanse producenten. Er is dus discriminatie tussen wat vanbuiten komt en wat intern wordt geproduceerd.
Varkensvlees
Dit jaar moet vanwege de mond- en klauwzeercrisis vooral Nederlands varkensvlees het ontgelden. Afgelopen jaar voerde Japan nog 88 miljoen gulden aan varkensvleesproducten in. Maar Tokio heeft Nederland nog steeds geen vrijwaringsverklaring voor mkz verleend, terwijl het land al sinds september van dit jaar officieel mkz-vrij is. Er mag momenteel geen grammetje Nederlands varkensvlees Japan in.
De agrarische sector, die Japan zo heftig beschermt tegen de boze buitenwereld, bestaat grotendeels uit kleine boerenbedrijfjes. Toxopeus: „De Japanse overheid zoekt het te veel in bescherming van de parttimeboeren. Er zijn wel plannen om met name de fulltimeboeren te ondersteunen, maar daar is intern veel verzet tegen. Het gros van de politici heeft veel belang bij de electorale steun van de boeren.”