„Hoofdrekenaar maakt veel fouten”
Scholieren die uit het hoofd rekenen, maken meer fouten dan degenen die sommen op papier uitwerken. Wanneer de laatste methode meer werd toegepast, zouden de rekenprestaties van basisschoolleerlingen enorm omhooggaan.
Dat stelde de Leidse onderwijspsycholoog Kees van Putten woensdagochtend in het dagblad Trouw.Het rekenen stond woensdag in de belangstelling vanwege de Grote Rekendag. Deze werd woensdagochtend op basisschool Onze Wereld in Den Haag geopend door directeur Wellink van De Nederlandsche Bank. Zo’n 900 basisscholen besteedden woensdag extra aandacht aan rekenen.
Volgens onderwijspsycholoog Van Putten is dat geen overbodige luxe. „Tussen 1997 en 2004 daalde het rekenniveau. Dat is voor een belangrijk deel te verklaren uit de groei van het aantal hoofdrekenaars.”
In 1997 rekende een kwart van de leerlingen alles uit het hoofd uit. In 2004 bedroeg dit percentage 44, zo stelt Van Putten op basis van eigen onderzoek. Hij nam de boekjes waarin leerlingen rekenopgaven maakten uit Cito-toetsen onder de loep.
Het onderzoek van Van Putten wees eveneens uit dat de verschillen tussen het realistisch en het traditioneel rekenonderwijs bijna verwaarloosbaar zijn. Volgens de onderzoeker is het te verdedigen dat beide methoden goede resultaten opleveren.
De Grote Rekendag wordt jaarlijks georganiseerd door het Freudenthal Instituut van de Universiteit Utrecht. Het thema dit jaar is ”Waar voor je geld”. Kinderen in groep 1 en 2 bogen zich vanochtend over de vraag wanneer spullen waardeloos zijn. Ze kregen hierover verschillende tel- en rekenactiviteiten voorgelegd.
Leerlingen in groep 7 en 8 richtten zich op het ontwerpen van geld. Daarbij ging het om vormgeving, maar ook om echtheidskenmerken en de waarde van munten en biljetten. Naar voren kwam onder meer dat bij de euro voor een specifiek systeem is gekozen dat gebaseerd is op de getallen 2, 5 en 10. De leerlingen werden uitgedaagd een concurrerend systeem te ontwikkelen.