Hoe term remonstrant scheldwoord werd
De term remonstrants is historisch traceerbaar, maar door de tijden heen aan begripsverwarring onderhevig geweest. Remonstranten of arminianen waren de aanhangers van de vrije wil. Een ontwikkeling van een historisch begrip naar een containerbegrip en soms ook een scheldwoord dat de tegenstander beschuldigt als vrijewilsdrijver.
De term remonstrant mag niet te pas en te onpas gebruikt worden. Zeker niet als scheldwoord om de tegenstander –evangelisch of gereformeerd– een etiket op te plakken waarin deze zich niet herkent.Het Twaalfjarig Bestand kwam in een roerige periode in de Gereformeerde Kerk. De Leidse hoogleraren Jacobus Arminius (1560-1609) en Franciscus Gomarus (1563-1641) waren met elkaar in dispuut over de vrije wil, de verkiezing en de visie op de verhouding tussen kerk en staat. Door ingrijpen van stadhouder prins Maurits raakten de arminianen –inmiddels remonstranten genaamd– na acht jaar touwtrekken in 1618/1619 hun meerderheidspositie in Holland, Utrecht en Overijssel kwijt. De Nationale Synode van Dordrecht zette ongeveer 200 predikanten af die de Gereformeerde Kerk moesten verlaten. Zij stichtten in 1619 in Antwerpen de Remonstrantse Broederschap.
De Remonstrantse Broederschap ontwikkelde zich tot een vrije geloofsgemeenschap. Toen echter de grotere kerken, de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken, sinds de jaren zestig in de vorige eeuw in vrijzinnig vaarwater kwamen, betekende dat voor remonstrantse gemeenten een handicap, aldus de remonstrantse oud-lector dr. E. P. Meijering. Dergelijke vrijzinnigen konden nu volgens hem gemakkelijk uitwijken naar middenorthodoxe en in feite vrijzinnige gemeenten. Dat betekende een sterke afkalving van de Remonstrantse Broederschap en een vergrijzing die tot op de dag van vandaag doorgaat.
Tussen Arminius, als ‘stichter’ van de gemeenschap van Nederlandse remonstranten, en de huidige remonstranten gaapt een grote kloof. Hoewel Arminius een andere visie op de vrije wil en de verkiezing leerde dan Gomarus, was zijn theologische positie in grote lijnen klassiek orthodox, zo blijkt uit het recente proefschrift van dr. William den Boer. Dat ligt anders bij de huidige remonstranten, die zich duidelijk van de klassieke geloofsbelijdenissen distantiëren. Remonstrants en arminiaans worden vaak door elkaar gebruikt. Arminiaans is als term in methodistische en wesleyaanse kringen ingeburgerd om de vrije toestemming van de genade te onderstrepen, het keuzemoment in de bekering. Vanuit orthodox-gereformeerde kring worden evangelischen als arminiaans en remonstrants betiteld. Evangelischen leggen immers de nadruk op de keuze voor Jezus, alsof zij zelf het heil kunnen bewerken. Maar ook onder de orthodox-gereformeerden wordt de term remonstrant gebruikt om mensen terecht te wijzen die de verantwoordelijkheid van de mens te eenzijdig zouden benadrukken, ten koste van de doodstaat van de mens.
De term remonstrants kan ook aanleiding zijn tot zelfkritiek. De hersteld hervormde predikant ds. D. Heemskerk heeft gewezen op ”de remonstrant in ons”. De opvatting dat een bepaalde mate aan schuldontdekking voorwaarde is voor de genadige komst van Christus stelt hij als remonstrants aan de kaak. De gedachte hierachter is dat de mens wel bekeerd wil worden, maar God dat niet wil. „De mens zegt dat natuurlijk niet hardop, maar hij denkt het wel. Het remonstrantisme woont ook in ons.”