Opinie

Makkelijke zondebok ontdekt

Het kan niet zo zijn dat het falende integratiebeleid met betrekking tot allochtonen afgewenteld wordt op het bijzonder onderwijs in het algemeen, menen A. Karens en P. Schalk.

3 January 2003 12:53Gewijzigd op 14 November 2020 00:02
„De reformatorische school roept niet op tot het haten van homo’s, maar wijst op grond van Gods Woord homofiele levenspraktijken af. De reformatorische school leert geen discriminatie van de vrouw, maar wijst vanuit de Schrift op gelijkwaardigheid van man
„De reformatorische school roept niet op tot het haten van homo’s, maar wijst op grond van Gods Woord homofiele levenspraktijken af. De reformatorische school leert geen discriminatie van de vrouw, maar wijst vanuit de Schrift op gelijkwaardigheid van man

De heksenjacht is weer begonnen. Niet voor het eerst overigens, want de recente aanval op het bijzonder onderwijs is er een in een lange rij. Soms duikt zo’n aanval uit het niets op, maar in een tijd van verkiezingen kun je erop wachten. Bij de vorige verkiezingen liep D66 voorop en werd er ook door GroenLinks gemorreld aan artikel 23. In de aanloop naar de volgende verkiezingen komt de aanval nu wel uit onverwachte richtingen. Onder andere van de VVD, terwijl de woordvoerder van de VVD op het terrein van het onderwijs in het vorige kabinet, de heer Cornielje, heel anders aankeek tegen het bijzonder onderwijs. Hij heeft eens laten zien dat hij artikel 23 van de grondwet altijd in een zak van zijn colbert bij zich droeg. In dat licht bezien is de aanval van de heer Zalm verrassend. Hij waarschuwt onze scholen homofilie niet als verdorven te bestempelen en vrouwen geen bestuurlijke functies te ontzeggen.

Inmiddels heeft ook de kersverse lijsttrekker van de PvdA, de heer Bos, zich in het groot samengesteld anti-artikel-23-koor gevoegd. En wat daarbij ook nog opvalt, is dat of je nu in het kabinet zit of in de Tweede Kamer, het blijkbaar steeds op dezelfde manier gaat: eerst grote woorden, daarna sterk afvlakken. Maar intussen duikt de discussie iedere keer weer op. Blijkbaar heeft men in Den Haag een makkelijke zondebok ontdekt. Maar het kan toch niet zo zijn dat het falende integratiebeleid met betrekking tot allochtonen afgewenteld wordt op het bijzonder onderwijs in het algemeen?

Koude douche
Voor de meeste leerkrachten in het bijzonder onderwijs moet dit wel een koude douche zijn. Keer op keer verschijnen er interviews waarin leerkrachten impliciet worden afgeschilderd als mensen met extremistische en onaanvaardbare standpunten, die er wel eens voor zullen zorgen dat de komende generaties met allerlei fundamentalistische ideeën de maatschappij in zullen gaan. Steeds opnieuw wordt het bijzonder onderwijs immers in relatie gebracht met de geringe integratie van allochtonen, liefst nog in combinatie met enkele uitwassen die geconstateerd zijn op enkele islamitische scholen.

Hoe ernstig die uitwassen op zich ook zijn, het gaat niet aan om daarmee direct een link te leggen naar het bijzonder onderwijs in het algemeen en naar het reformatorisch onderwijs in het bijzonder. Het gaat daarbij immers om scholen waar een zorgvuldig toelatingsbeleid is gekoppeld aan gericht personeelsbeleid. Zowel leerlingen als leraren dienen de grondslag en de doelstellingen van de scholen te onderschrijven. Daarbij gaat het in elk geval om het onderschrijven van de Bijbel als het Woord van God en van de belijdenisgeschriften. Ieder die daar enige kennis van heeft, weet dat het in de Bijbel gaat om het liefhebben van God boven alles en de naaste als onszelf.

Daarbij past geen onderwijs dat oproept tot haat, discriminatie of geweld. De reformatorische school roept niet op tot het haten van homo’s, maar wijst op grond van Gods Woord homofiele levenspraktijken af. De reformatorische school leert geen discriminatie van de vrouw, maar wijst vanuit de Schrift op de gelijkwaardigheid van man en vrouw en de door God aan hen gegeven plaats in verschillende verbanden, passend bij het man of vrouw zijn. Als er in het onderwijs op welk terrein dan ook misstanden voorkomen, is dat verschrikkelijk, maar het helpt niet als de grondwet daarvoor aangepast wordt. In ons land is daarvoor een veel effectiever middel aanwezig, namelijk het strafrecht. Als iemand laakbaar gedrag onderwijst, kan er aangifte gedaan worden bij de politie. Dat is de beste methode om onrechtmatig gedrag aan te pakken.

Plank mis
Leerkrachten en docenten horen zich verre te houden van dat onrechtmatig gedrag. Zij hebben een bijzondere verantwoordelijkheid om in het verlengde van het gezin vorm en inhoud te geven aan de doopbelofte die ouders hebben afgelegd. De ouders immers hebben beloofd hun kinderen te onderwijzen en te doen of te helpen onderwijzen in de leer van Gods Woord.

Als het goed is, worden daaruit lijnen getrokken voor het onderwijs. Dat dit keuzes impliceert die helaas niet door iedereen in de maatschappij worden gedeeld, is genoegzaam bekend. Maar het zijn wel meningen die ingebed zijn in datgene wat in onze grondwet verankerd is, namelijk in artikel 6: „Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”

Deze vrijheid van godsdienst staat op het spel. En artikel 23 staat op het spel. Als de heer Zalm wijst op een vermeende botsing tussen artikel 23 en artikel 1, dan slaat hij de plank mis! Als hij stelt dat artikel 1 boven artikel 23 gaat, dan miskent hij de kracht van de grondwet en van de overige klassieke en fundamentele grondrechten, die overigens niet slechts in de grondwet maar ook in internationale verdragen zijn vastgelegd. Tevens zet hij artikel 6 van de grondwet onder grote spanning. Sterker nog, als artikel 23 zou verdwijnen, dan ontstaat een grote spanning tussen het dan nog overgebleven artikel 1 en artikel 6, de vrijheid van godsdienst. Dan zal de godsdienst immers niet meer vrij beleden kunnen worden op scholen of in verenigingen. Het is een somber scenario dat hier geschetst wordt, maar het is van belang om de eventuele gevolgen van de aanvallen op artikel 23 goed en in hun juiste perspectief te bezien.

Dat laat de grote verantwoordelijkheid zien die politici hebben, maar eigenlijk nog meer de grote verantwoordelijkheid van mensen die in het onderwijs werkzaam zijn. Als het bij een of enkele personen misgaat, dan kan dat grote gevolgen hebben voor de hele sector. Dat is de ene kant.

De andere kant is niet minder belangrijk: als het bij iemand mis gaat, voldoet hij niet aan de grote opdracht van waaruit hij zijn goddelijk beroep dient uit te oefenen. Als we daar ons dagelijks handelen naastleggen, zakt de boosheid op politici die de aanval op ons werk inzetten wel wat weg. Niet om daarmee lijdelijk onderuit te zakken in afwachting van het vervolg, maar om in afhankelijkheid van de Heere de strijd te voeren, op een waardige wijze. Het bijzonder onderwijs is het meer dan waard.

De auteurs zijn voorzitter van de Gereformeerde Onderwijzers- en Lerarenvereniging (GOLV) respectievelijk directeur van de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer