Hoe moeilijk en volstrekt onmogelijk is het om de wegen van God, die Hij houdt met de kinderen die Hem vrezen en met de werkers der ongerechtigheid die Hem niet vrezen, overeen te brengen met Gods heiligheid en waarheid. Hoe die te verstaan met natuurlijke gedachten van menselijke wijsheid, buiten Gods Woord om en zonder verlichting van de Heilige Geest?Hoe gemakkelijk is het echter dit overeen te brengen met Gods vlekkeloze heiligheid, onkreukbare rechtvaardigheid, deugden en beloften wanneer wij uit Gods Woord door Zijn Geest geleid het onzienlijke in Gods heiligdom zien. Dan zegt de dichter in het volgende vers: „Totdat ik in Gods heiligdommen inging.” Asaf zegt daar dat het buiten Gods heiligdom onmogelijk was om te kunnen begrijpen hoe de goddelozen rust in de wereld hebben en Gods kinderen steeds door allerlei tegenspoeden gedrukt worden. Dit, zegt hij, was moeite in mijn ogen. Daarvoor had Asaf gesproken over de lotgevallen van twee soorten mensen en hoe die met Gods waarheid en heiligheid in hun voor- en tegenspoed overeenstemden. Hij heeft de voorspoed der goddelozen nauwkeurig beschreven als die van hoogmoedige onderdrukkers die de God des hemels lasterden.

Joh. Arxhouck, predikant te Veere (Het einde der rechtvaardigen ender godlozen, 1749)