Opinie

Kunst voorbij de (g)refozuil

Discussies over christendom en literatuur horen in Nederland typisch thuis in protestantse kringen. Het verzuilde denken van de twintigste eeuw heeft daarbij zijn sporen nagelaten, en het is moeilijk om daarvan los te komen.

Enny de Bruijn
31 March 2009 09:22Gewijzigd op 14 November 2020 07:37

In de jaren zestig waren de verhoudingen duidelijk, zoals Hans Werkman tijdens zijn onlangs gehouden jubileumfeestje –een symposium over christelijke literatuur in de twintigste eeuw– overtuigend liet zien. Je had drie benaderingen: een reformatorische (gekenmerkt door afwijzing en veroordeling), een gereformeerde (gekenmerkt door het loskoppelen van literaire kwaliteit en ethische beoordeling) en een gereformeerd vrijgemaakte (die beide kanten benadrukte).Die indeling is typerend. Ze komt vaker terug in beschouwingen over christenen en kunst, al worden de gereformeerde en de vrijgemaakte benadering meestal op één hoop gegooid. Dan blijft er een duidelijke tweedeling over: enerzijds orthodox gereformeerden –volgelingen van Kuyper– en anderzijds bevindelijk gereformeerden. De eersten beoefenen, vanuit de gedachte van ”gemene gratie”, ijverig allerlei vormen van cultuur, de laatsten doen aan wereldmijding.

Daar zit natuurlijk iets in, al zijn de hervormden daarmee nog niet onderdak gebracht – om over de rooms-katholieken maar te zwijgen. Maar het wordt moeilijker als je de discussie naar het heden toehaalt, waar grenzen vervagen en autoriteiten hebben afgedaan, waar alles een stuk onduidelijker is geworden en de oude, verzuilde benadering niet langer blijkt te voldoen. Waarom zou je vandaag niet liever onderscheid maken tussen gereformeerde en evangelische cultuurbeschouwing, in plaats van gereformeerde en reformatorische? Trouwens, is alles wat je gereformeerd, reformatorisch of evangelisch noemt wel zo eenduidig op dit punt? Loopt het onderscheid tussen cultuurmijders en cultuurwijders niet eerder dwars door allerlei kerkgenootschappen heen? Cultuurbeschouwing heeft immers niet alleen te maken met theologische opvattingen, maar ook met opleiding, belangstelling, karakter, milieu.

Niettemin: er blijft een verband tussen theologische opvattingen en kunstbeschouwing. Vanouds biedt de rooms-katholieke traditie veel meer ruimte voor kunst en cultuur dan bijvoorbeeld de doperse traditie. Zo zijn er, dichter bij huis, ook verschillen tussen diverse orthodox-protestantse tradities. Stromingen die van oorsprong meer op het puriteinse gedachtegoed zijn geënt (zowel bevindelijk als evangelisch) vertonen vanouds meer de neiging tot cultuurmijding dan stromingen die zich vooral laten inspireren door het calvinistische gedachtegoed.

Toch waren er ook vroeger altijd al mensen die buiten de boot vielen bij de al te duidelijke tweedeling tussen ”orthodoxen” en ”bevindelijken”, mensen die zich verzetten tegen verzuiling, die over confessionele grenzen heen op zoek gingen naar de tijdloze, algemeen-christelijke kern – om die vervolgens te verwerken in literatuur en cultuurbeschouwing.

Binnen het Nederlandse protestantisme waren die mensen vanouds vooral te vinden in hervormde kringen. Daar geen eigen christelijk-literaire tijdschriften, geen eigen bijeenkomsten en verenigingen, maar wél kwaliteit. Denk aan Geerten Gossaert, Jacqueline van der Waals, Willem Barnard, Ida Gerhardt. Denk ook aan figuren als ds. J. T. Doornenbal of dr. W. Aalders. Ze vallen buiten de indelingen van veel christelijke literatuurbeschouwers, maar het is hun houding die de toekomst heeft: die zeldzame combinatie van gereformeerde beginselen, bevindelijke vroomheid én betrekkelijke openheid naar de cultuur.

Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer